afbouw
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
afbouw m
- (bouwkunde) het tot voltooiing afbouwen van een bouwwerk
- geleidelijke beëindiging als functie van tijd of een andere parameter
- In dit intakegesprek worden uw problemen geïnventariseerd en wordt er met u gesproken over uw motivatie voor de afbouw van uw medicatie
- De dubbele heffingskorting voor kostwinners wordt in 15 jaarlijkse stappen afgebouwd.
- De algemene heffingskorting wordt, als functie van het inkomen in box 1, in de tweede en derde schijf afgebouwd.
Gangbaarheid
- Het woord afbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afbouw' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.