afboorden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·boor·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afboorden
afboordde
afgeboord
zwak -d volledig

Werkwoord

afboorden

  1. overgankelijk van een boord voorzien
    • De tuinman vond dat we het grasperk moesten afboorden. 
Verwante begrippen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord afboorden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.