afboenen
Nederlands
Woordafbreking
- af·boe·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en boenen ww
Werkwoord
afboenen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afboenen |
boende af |
afgeboend |
zwak -d | volledig |
- aan de buitenkant schoonmaken
- Sinaasappels goed afboenen. Snij er één in mooi plakken. Pers de rest uit en bewaar 6 gave lege helften. Maak ze mooi schoon. Breng sinaasappelsap aan de kook en laat inkoken tot ½ dl. [2]
- “Beste Felix, een lekkere, gezonde, vegetarische winterschotel voor 3-4 personen, die ook voor kinderen heerlijk is. Quorn in bak doen, daarover heen aardig wat ketjap, aanlengen met water. Regelmatig door roeren. Zoete aardappel flink afboenen, hoeft niet geschild te worden, in schijven snijden." [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'afboenen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afboenen' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf FELIX WILBRINK 04 aug. 2012 Sinaasappeltoetje
- De Telegraaf 03 feb. 2014 Gezonde zuurkool
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.