afboeken
Nederlands
Woordafbreking
- af·boe·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en boeken
Werkwoord
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afboeken |
boekte af |
afgeboekt |
zwak -t | volledig |
afboeken [1]
- het waardeverlies van een bezit in de boeken opnemen
- Onder druk van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) werd het register op 1 januari 2016 opgericht als een „gedegen zelfreguleringshuis van en voor de taxateur”. Foute taxaties vormen een groot risico voor de branche en de belastingbetaler volgens de toezichthouders. Neem SNS Reaal, dat tijdens de crisis 2,8 miljard euro moest afboeken op haar vastgoedtak en genationaliseerd moest worden. [2]
Gangbaarheid
- Het woord afboeken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afboeken' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.