advies
Nederlands
Woordafbreking
- ad·vies
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘mening, raad’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | advies | adviezen |
verkleinwoord | adviesje | adviesjes |
Zelfstandig naamwoord
advies o
- een gegeven raad
- Je moet een advies nooit zomaar in de wind slaan.
- Het advies van de dokter wordt lang niet altijd opgevolgd.
- bericht
Uitdrukkingen en gezegden
- advies inwinnen
Hyponiemen
- doktersadvies, houdadvies, interim-advies, koopadvies, organisatieadvies, preadvies, reisadvies, schooladvies, stemadvies, taaladvies, verkoopadvies
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord advies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'advies' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.