adopteren
Nederlands
Woordafbreking
- adop·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aannemen als kind’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Franse adopter of daarvoor van het Latijnse 'adoptare' (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
adopteren |
adopteerde |
geadopteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
adopteren
- overgankelijk een kind aannemen en verzorgen alsof het iemands eigen kind is
- Adopteren doet men voornamelijk binnen de eigen familie, maar ook internationale adoptie komt veelvuldig voor.
- voor iets zorgen alsof het van jezelf is
- De historische vereniging adopteerde verschillende monumenten in de stad en zorgde ervoor dat ze goed onderhouden bleven.
Vertalingen
1. een kind aannemen
Gangbaarheid
- Het woord adopteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'adopteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.