adapteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • adap·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanpassen’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Franse adapter (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
  • afgeleid van het Franse adapter of daarvoor van het Latijnse 'adaptare'
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
adapteren
adapteerde
geadapteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

adapteren

  1. overgankelijk (zich) aanpassen aan omstandigheden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord adapteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.