accessoir

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·ces·soir
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen accessoiraccessoirderaccessoirst
verbogen accessoireaccessoirdereaccessoirste
partitief accessoirsaccessoirders-

Bijvoeglijk naamwoord

accessoir

  1. toegevoegd aan of onderdeel van iets dat groter of belangrijker is
Synoniemen
Verwante begrippen
Typische woordcombinaties
  • accessoir eindplaatje
    (medisch) verbinding tussen een spiervezel en een vezel van het autonome zenuwstelsel
  • accessoir recht
    (juridisch) recht dat iemand alleen kan hebben wanneer hij een ander, belangrijker recht bezit
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord accessoir staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Heemskerk, J. & W. Zonneveld Uitspraakwoordenboek (2000) Het Spectrum, Utrecht; ISBN 90 274 4482 X; p. 54
  2. accessoire op website VRT-Taalnet: vrt.be; geraadpleegd 2018-08-23
  3. Accessoires: ‘akseswares’ of ‘asseswares’? (30 januari 2016) op website: OnzeTaal.nl; geraadpleegd 2018-08-23
  4. Boon, C.A. den & D. Geeraerts (red.) Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal 14e druk (2005) Van Dale Lexicografie Utrecht/Antwerpen; cd-rom
  5. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  6. accessoir op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.