accessoir
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accessoir (meer oorspronkelijk) (hulp, bestand)
- Geluid: accessoir (Nederland, spreektaal) (hulp, bestand)
- IPA: /ɑsɛˈswaːr/ [3] er is geen duidelijke verklaring waarom deze uitspraak gebruikelijk is geworden
- Geluid: accessoir (vakterm) (hulp, bestand)
- IPA: /ɑsɛˈsor/ [4]
Woordafbreking
- ac·ces·soir
Woordherkomst en -opbouw
- van het Frans accessoire [5][6]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | accessoir | accessoirder | accessoirst |
verbogen | accessoire | accessoirdere | accessoirste |
partitief | accessoirs | accessoirders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
accessoir
- toegevoegd aan of onderdeel van iets dat groter of belangrijker is
Verwante begrippen
Typische woordcombinaties
- accessoir eindplaatje(medisch) verbinding tussen een spiervezel en een vezel van het autonome zenuwstelsel
- accessoir recht(juridisch) recht dat iemand alleen kan hebben wanneer hij een ander, belangrijker recht bezit
Gangbaarheid
- Het woord accessoir staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'accessoir' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Heemskerk, J. & W. Zonneveld Uitspraakwoordenboek (2000) Het Spectrum, Utrecht; ISBN 90 274 4482 X; p. 54
- accessoire op website VRT-Taalnet: vrt.be; geraadpleegd 2018-08-23
- Accessoires: ‘akseswares’ of ‘asseswares’? (30 januari 2016) op website: OnzeTaal.nl; geraadpleegd 2018-08-23
- Boon, C.A. den & D. Geeraerts (red.) Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal 14e druk (2005) Van Dale Lexicografie Utrecht/Antwerpen; cd-rom
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- accessoir op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.