abstinentie
Nederlands
Woordafbreking
- ab·sti·nen·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrijwillige onthouding’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van abstinent met het achtervoegsel -ie
- Naamwoord van handeling van abstineren met het achtervoegsel -entie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abstinentie | abstinenties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
abstinentie v
- (medisch) onthouding, m.n. van medicijnen, alcohol, drugs
- het zich onthouden
Afgeleide begrippen
- abstinentiesyndroom, abstinentieverschijnsel
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord abstinentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'abstinentie' herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.