aansluipen
Nederlands
Woordafbreking
- aan·slui·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan en sluipen
Werkwoord
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aansluipen |
sloop aan |
aangeslopen |
klasse 2 | volledig |
aansluipen [1]
- stil en heimelijk naderen
- Plataanpiraten zijn automobilisten die bang zijn voor bomen. In Frankrijk schijnen hier en daar fluoriscerende gevarendriehoeken te staan met daarin uitsluitend het woord `Arbres!'. `Alsof het gevaarlijke wezens zijn die plotseling de straat oversteken', schrijft Michgelsen terecht. Het zijn rare jongens, die Fransen. Ze rijden met hun dronken koppen tegen bomen op en komen daarna 's nachts aansluipen met een kettingzaag waarmee ze een zo diepe snee in een plataan zagen dat de boom ten dode is opgeschreven.[2]
Gangbaarheid
- Het woord aansluipen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.