aanpraten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanpraten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'amˌpratə(n)/
Woordafbreking
  • aan·pra·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanpraten
praatte aan
aangepraat
zwak -t volledig

Werkwoord

aanpraten

  1. inergatief doorpraten
    • Er werd enige tijd nog wat aangepraat, maar veel zinnigs werd er niet meer gezegd 
  1. ditransitief overhalen tot een bepaalde zienswijze
    • Hij had dat van jongs af aan aangepraat gekregen. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanpraten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.