aanplant
Nederlands
Woordafbreking
- aan·plant
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het ww aanplanten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanplant | aanplanten |
verkleinwoord |
Hyponiemen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanplanten |
aanplant
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanplanten
- ... dat ik aanplant.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanplanten
- ... dat jij aanplant.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanplanten
- ... dat hij aanplant.
Gangbaarheid
- Het woord aanplant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanplant' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.