aanpalend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanpalend    (hulp, bestand)
  • IPA: /am'palənt/
Woordafbreking
  • aan·pa·lend
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen aanpalend
verbogen aanpalende
partitief aanpalends--

Bijvoeglijk naamwoord

aanpalend

  1. aangrenzend, direct gelegen naast
    • Het vuur was overgeslagen naar twee aanpalende gebouwen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord aanpalend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.