aanmaak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanmaak    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanˌmak/
Woordafbreking
  • aan·maak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanmaak -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aanmaak m

  1. vervaardiging
  2. (in samenstellingen) om ermee aan te maken
Hyponiemen
  • zoutaanmaak
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aanmaken

aanmaak

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmaken
    • ... dat ik aanmaak. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanmaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.