aanliggen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanliggen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanˌlɪɣə(n)/
Woordafbreking
  • aan·lig·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanliggen
lag aan
aangelegen
klasse 5 volledig

Werkwoord

aanliggen

  1. inergatief ~ aan: op Romeinse wijze deelnemen aan een banket, gelegen op een sofa
    • Hij had een aantal malen aan het keizerlijk hof aangelegen aan het banket. 
  1. ergatief ~ tegen: in onmiddellijke aanraking gelegen zijn
    • Hij vergeleek onder meer aapjes die als baby dicht tegen hun moeder aanlagen om te drinken met aapjes die een surrogaatmoeder hadden. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanliggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.