aankoppelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aankoppelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaŋˌkɔpələ(n)/
Woordafbreking
  • aan·kop·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aankoppelen
koppelde aan
aangekoppeld
zwak -d volledig

Werkwoord

aankoppelen [1]

  1. overgankelijk ~ aan een scharnierende verbinding tot een ander bewegend deel of voertuig tot stand brengen
    • De wagons werden aangekoppeld aan de locmotief. 
Verwante begrippen

vastkoppelen

Gangbaarheid

  • Het woord aankoppelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.