aangorden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aangorden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaŋˌɣɔrdə(n)/
  • IPA: /ˈanɣɔrdə(n)/
Woordafbreking
  • aan·gor·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aangorden
gordde aan
aangegord
zwak -d volledig

Werkwoord

aangorden

  1. overgankelijk iets met een riem of band om het middel binden
    • Hij kan maar beter zijn spullen aangorden. 
  1. overgankelijk in riemen vastzetten
    • De kinderen moeten goed aangegord worden. 
Uitdrukkingen en gezegden

zich aangorden.

  1. zich gereedmaken (voor de strijd)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aangorden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
51 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.