aanboren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanboren    (hulp, bestand)
  • IPA: /'amˌborə(n))/
  • IPA: /ˈambɔːrə(n)/
Woordafbreking
  • aan·bo·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanboren
boorde aan
aangeboord
zwak -d volledig

Werkwoord

aanboren

  1. overgankelijk met een boor bereiken
    • Om de druk op de oliemarkt enigszins te verlichten boorde een het oliebedrijf een nieuwe oliebron aan. 
  1. overgankelijk een voorraad gaan gebruiken
    • Nu ze vijf dagen ingesneeuwd zaten, moesten ze hun voorraad soep uit een pakje aanboren. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanboren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.