aanbelang

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbelang    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈambəˌlaŋ/
Woordafbreking
  • aan·be·lang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbelang aanbelangen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

aanbelang o [2]

  1. (verouderd) belang, interesse

Werkwoord

vervoeging van
aanbelangen

aanbelang

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbelangen
    • ... dat ik aanbelang. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanbelang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.