Kamerlid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Kamerlid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ka.mər.lɪt/
Woordafbreking
  • Ka·mer·lid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Kamerlid Kamerleden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

Kamerlid o

  1. iemand die een zetel in een der kamers van de volksvertegenwoordiging bekleedt
    • Na dit schandaal traden een aantal ervaren Kamerleden af. 
    • Kamerlid Wybren van Haga van de VVD wist eind november de aandacht van bijna de gehele media op zich te vestigen met een voorstel geld vrij te maken voor geboortebeperking in Afrika, omdat dat ‘meer rendement oplevert dan investeren in honger of onderwijs’. [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord Kamerlid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Volkskrant Hidde Boersma18 januari 2019 Bevolkingsgroei maakt een welvarend en groen Afrika mogelijk
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.