Hebreeër

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • He·bree·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Herkomst: Hebreeuws (ook: Hebreeuws gangbare Nederlandse versie), letterlijk: 'voorbijgaand(e arbeider)' met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord Hebreeër Hebreeërs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

Hebreeër v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) lid van een bepaalde min of meer nomadische bevolking of (lagere) sociale groep, waarmee de Israëlieten worden aangeduid (28×: Gen. 14:13 +, Ex. 2:6 +, Deut. 4:21 +, 1 Sam. 4:6 +, Jer. 34:9 +, Jona 1:9)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) Leviet-2, zoon van Jaäziahu (1 Kron. 24:27)
Schrijfwijzen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord Hebreeër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.