Ibri

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Ibri    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈibri/
Woordafbreking
  • Ibri
Woordherkomst en -opbouw
  • Herkomst: Hebreeuws (gangbare Nederlandse versie), letterlijk: 'voorbijgaand(e arbeider)' [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord Ibri Hebreeërs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

Ibri v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) lid van een bepaalde min of meer nomadische bevolking of (lagere) sociale groep, waarmee de Israëlieten worden aangeduid (28×: Gen. 14:13 +, Ex. 2:6 +, Deut. 4:21 +, 1 Sam. 4:6 +, Jer. 34:9 +, Jona 1:9)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) Leviet-2, zoon van Jaäziahu (1 Kron. 24:27)
Schrijfwijzen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'Ibri' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.