Gegenverkehr
Duits
Woordafbreking
- Ge·gen·ver·kehr
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Gegenverkehr | - |
genitief | des Gegenverkehrs | - |
datief | dem Gegenverkehr | - |
accusatief | den Gegenverkehr | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Afleiding van het Duitse zelfstandige naamwoord Verkehr met het voorvoegsel gegen-
Zelfstandig naamwoord
Gegenverkehr, m
- het tegemoetkomende verkeer, tegenligger
- «Montagmittag fand ein Zusammenstoß statt, wobei ein Personenwagen auf der Fahrbahn des Gegenverkehrs geriet.»
- Maandagmiddag vond een aanrijding plaats waarbij een personenauto op de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer terecht kwam.
- «Montagmittag fand ein Zusammenstoß statt, wobei ein Personenwagen auf der Fahrbahn des Gegenverkehrs geriet.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.