A-bom

1. De A-bom op Nagasaki.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • A-bom
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘atoombom’ voor het eerst aangetroffen in 1945 [1]
  • (samenkoppeling) van A en bom [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord A-bom A-bommen
verkleinwoord A-bommetje A-bommetjes

Zelfstandig naamwoord

A-bom v/m

  1. (militair) een atoombom
    • Vroeger werd er een A-bom gegooid op Hiroshima. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord A-bom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord A-bom A-bomme

Zelfstandig naamwoord

A-bom

  1. A-bom
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.