Zilverui

Zilveruitjes zijn in azijn ingelegde kleine uitjes.

Allium cepa
Zilveruitjes

Zilveruitjes worden niet groter dan één tot 1,5 centimeter. Ze danken hun aanduiding zilver aan hun – vanwege de azijn – glimmende witte schil. Ze worden letterlijk omschreven als een inmaakuitje met zilverachtig vlies. Ze werden ook wel meloesuien of zilvervliesuien genoemd. Andere uien zijn veelal geel of rood. Zilveruien worden vooral in het zuur of zoetzuur ingemaakt. Ook worden ze gebruikt als garnituur. Zilveruien zijn ook zeer geschikt om mee te koken in soepen of stoofschotels. Ze zijn vers niet vaak verkrijgbaar. Ondanks de afwijkende maat en kleur zijn zilveruien 'gewone' uien.

De gewone Allium cepa wordt gezaaid van maart tot mei en geoogst in juli en augustus. Door veel zaadjes per oppervlakte-eenheid te zaaien zitten de uitjes elkaar in de weg bij het groeien en worden ze niet groter dan de afmeting die voor zilveruitjes is gewenst.[1] De uitjes moeten voldoende diep (zo'n 5 centimeter) worden gezaaid, om te voorkomen dat de uitjes groen worden. Ze zijn rijp als het loof begint af te sterven, waarna de uitjes worden gerooid.

Net als alle uien bevatten zilveruien zwavelhoudende etherische olie, vitaminen en mineralen. In de natuurgeneeskunde gaat men ervan uit dat uien bloeddruk- en cholesterolverlagend werken, de eetlust bevorderen en slijmoplossend werken bij verkoudheid en bronchitis.

Zie ook

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Allium cepa op Wikimedia Commons.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.