Zetmachine

Een zetmachine is een apparaat dat loden letters tot een tekst kan samenvoegen, "zetten", zodat de tekst kan worden gedrukt.

Zetmachine van Kastenbein (1881)

Koud-loodzetmachines

In de negentiende eeuw werden vele pogingen gedaan om machinaal zetsel te vervaardigen. De uitvinding van ijzeren degelpersen, cilinderpersen en snelpersen versnelde het drukproces enorm maar het zetten zelf bleef even tijdrovend als in de eeuwen ervoor. De eerste pogingen waren gebaseerd op koude loden letters. De letters werden vooraf gegoten en in kanalen opgestapeld en via een klavier of toetsenbord werd de volgorde van de letters bepaald.

Behalve een zetmachine was er ook een distributiemachine noodzakelijk om de letters na gebruik weer op te bergen. Letters waren duur omdat alles met handgietvormen werd geproduceerd.

De meeste pogingen bleken geen commercieel succes. Bekende constructeurs van zet- en distributie-machines waren:[1]

  • James Young
  • T. Alden
  • Burr
  • Brown
  • Hattersley
  • Fraser
  • Fischer & Von Langen
  • Thorn
  • Porter
  • Wilhelm Brackelsberg
  • Charles Kastenbein

De machines van Kastenbein werden (omstreeks 1869) als eerste in gebruik genomen bij de Britse krant The Times. Om deze machines te gebruiken was veel arbeid noodzakelijk want de regels dienden met de hand uitgevuld te worden. Na eenmalig gebruik werden de letters doorverkocht aan drukkerijen elders in het land, de Times zelf gebruikte steeds nieuw gegoten letters. De Kastenbeins bleven in gebruik tot 1908, in dat jaar werden ze vervangen door nieuw aangeschafte Monotype-zetselgietmachines.

Zetsystemen met heet lood

Linotype-zetmachine in actie

Aan het eind van de negentiende en begin twintigste eeuw waren het de "hete-lood-systemen" die de koude zetmachines geheel zouden vervangen. Die ontwikkeling werd eigenlijk pas mogelijk nadat in 1885 door Linn Boyd Benton in Milwaukee een pantografische machine was uitgevonden, waarmee op industriële wijze voldoende aantallen stempels of "punches" voor matrijzen konden worden geproduceerd.[2] Tot die tijd was het maken van gehard stalen stempels nog altijd een zeer tijdrovend handwerk, dat werd gedaan door hoogopgeleide graveurs en kunstenaars. Elke nieuwe stempel verschilde bijgevolg van zijn versleten voorganger.

Zonder voldoende identieke stempels of "punches" zou de massaproductie van matrijzen onmogelijk zijn geweest, en zetsel-gietmachines gebruikten veel matrijzen.

Er zijn vele hot-metal-zetsystemen geweest, waaronder:

  • Linotype van Ottmar Mergentahler
  • Typograph
  • Monoline van William Scudder
  • Ludlow

Deze machines produceren zetsel in regelverband. Bij de Ludlow worden de matrijzen met de hand in een zethaak gezet, en wordt er met de hand uitgevuld. Bij de andere systemen is er een toetsenbord, waarop de zetter/gieter de volgorde van de matrijzen bepaalt. Aangezien in een regel letters meer malen kunnen voorkomen, zijn er van elke letter ook verschillende matrijzen in voorraad bij deze machines. Correctie is enkel mogelijk door de hele regel opnieuw te gieten. Een typische fout die daarbij kan optreden is bekend onder de naam etaoin shrdlu.

Bij de Monotype gebeurt het zetten en het gieten strikt van elkaar gescheiden. Op het keyboard - een toetsenbord dat zeven maal QWERTY bevat ! - werd een papierband geponst, die later op de zetsel-gietmachine werd 'afgespeeld'. Deze papierband of "ribbon" bevat alle code die de gietmachine nodig heeft om het zetsel te produceren, uitgevulde regels bestaande uit losse letters: Mono-Type. Het systeem is gebaseerd op een matrijzenraam, dat in elke volgende machinecyclus weer in een andere positie kan worden gebracht. Zo is slechts één matrijs nodig voor elke letter, die in de tekst voorkomt. Corrigeren kan eenvoudig door enkele letters te vervangen.

De Intertype ontstond pas nadat de eerste patenten van de Linotype waren verlopen, hetgeen een langdurige juridische strijd opleverde met de Linotype-firma.

De zetselgietmachines leverden een grote tijdsbesparing op in vergelijking met het handmatige letterzetten. Bovendien werden telkens nieuwe letters gegoten, zodat geen slijtage ontstond zoals bij handletters. Met de opkomst van de offsetdruk verdwenen in Europa eerst de hete-loodmachines uit de drukkerijen. Linotype en Monotype hebben eerst nog diverse systemen geproduceerd, die via mechanische weg foto-zetsel of negatieven produceerden voor offset, bijvoorbeeld de Monophoto-machine. Het voordeel ervan was dat de keyboards in gebruik bleven, en het personeel niet geheel behoefde te worden omgeschoold.

Werkende hete-loodzetselgietmachines zijn nog altijd te vinden bij diverse private presses in Engeland, Nederland, Duitsland, Zwitserland, en bij vele grafische musea, waaronder bijvoorbeeld:

Veruit de meeste nu nog werkende machines zijn regel-zetmachines als Lino/Intertype of Ludlow, om een Monotype draaiend te houden is veel meer machine-ervaring noodzakelijk. De oude vakmensen zijn vrijwel geheel uitgestorven.

Overgang naar offset

De naam zetmachine wordt sinds de jaren zestig ook gebruikt voor het fotozetprocedé, dat meer als voorbereiding voor de offsetdruk gebruikt wordt. Zo zijn er diverse computersystemen ontwikkeld door Monotype en Linotype om ponsbanden te maken, waarmee de productiviteit verder kon worden opgevoerd. Deze waren echter veel te duur, en de mechanische zetselgietmachines konden op den duur de concurrentie niet meer aan met systemen die geheel op computerprogramma's waren gebaseerd. Uiteindelijk kwam de lasertechniek als winnaar uit de strijd tevoorschijn.

Sinds het eind van de jaren tachtig beperkt het beeld zich niet tot de tekst, maar kan ook het beeld in een enkele doorgang worden toegevoegd. Werd aanvankelijk uitsluitend op fotopapier gewerkt, later kon dat ook op fotografische film en tegenwoordig ook rechtstreeks op aluminiumplaten, die na ontwikkeling zo de drukpers in kunnen.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.