Regenboogslang (aardslang)

De regenboogslang[2] (Xenopeltis unicolor) is een niet-giftige, terrestrische slang uit de familie aardslangen (Xenopeltidae). Het is een middelgrote soort die op de bodem leeft en niet klimt.

Regenboogslang (aardslang)
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2012)
Kop van een regenboogslang met een duidelijk zichtbare iriserende glans.
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Squamata (Schubreptielen)
Onderorde:Serpentes (Slangen)
Superfamilie:Pythonoidea
Familie:Xenopeltidae (Aardslangen)
Geslacht:Xenopeltis
Soort
Xenopeltis unicolor
Reinwardt, 1827
Afbeeldingen op Wikimedia Commons
Regenboogslang (aardslang) op Wikispecies
Portaal    Biologie
Herpetologie

Verspreiding en habitat

De regenboogslang komt voor in dichte tropische bossen in delen van Azië; in de landen Birma, zuidelijk China, Cambodja, India, Indonesië, de Filipijnen, Laos, Maleisië, Singapore, Thailand en Vietnam.[3] Opmerkelijk is dat deze soort de aanpassingen die de mens in het landschap aanbrengt goed verdraagt. De slang is veelvuldig in gecultiveerde gebieden te vinden, met name in rijstvelden en gebieden met akkerbouw. Ook tuinen, kwekerijen, parken en open plekken in bossen vormen een geschikte habitat.[4]

Uiterlijke kenmerken

De naam van deze soort is te danken aan de duidelijk iriserende, parelmoer-achtige glans over het gehele lichaam.[4] Het lichaam heeft verder een bruine of grijsblauwe tot zwarte kleur heeft met een iets lichtere kop. De lengte is ongeveer 100 tot 125 centimeter. Deze slang graaft weleens ondiepe holen in de grond met de spitse snuit maar meestal ligt hij verstopt tussen de bladeren.

Levenswijze

Op het menu staan allerlei dieren die zich op de bodem of vlak eronder bevinden zoals amfibieën, vogels, grotere insecten, hagedissen, kleine zoogdieren en kleine slangen.[4] De prooien worden gewurgd, deze soort staat erom bekend zeer snel te eten.

Xenopeltis unicolor is 's nachts en alleen op de bodem actief. Het is een goede graver die voornamelijk ondergronds te vinden is. Bij verstoring wordt een muskus- achtige stof uitgescheiden door de anaalklieren aan de cloaca.

Het legsel bestaat uit 6 tot 9 eieren, die worden afgezet in een ondergronds nest of in strooisel. De jongen hebben een witte halsband, die na 2 tot 3 maanden verdwijnt.

Naamgeving en taxonomie

De regenboogslang is ook een niet-bestaande mythologische slang in diverse culturen, zie regenboogslang (fabeldier). De regenboogslang werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Caspar Georg Carl Reinwardt in 1827. Later is de slang onder verschillende andere wetenschappelijke namen beschreven zoals Xenopeltis concolor, Xenopeltis leucocephala en Tortrix xenopeltis. De regenboogslang werd aan de hand van een enkele foto ook beschreven als Cryptophidion annamense, deze naam wordt beschouwd als achterhaald.[3]

Er zijn maar twee soorten die tot het geslacht Xenopeltis behoren; de enige andere soort is de Hainan regenboogslang (Xenopeltis hainanensis) die voorkomt in delen van China en in Vietnam.

Bronvermelding

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.