West-Indische Federatie
De West-Indische Federatie (ook wel Britse Antillen genoemd) was een kortstondige politieke unie van Caribische eilanden, die bestond van 3 januari 1958 tot 31 mei 1962. De Federatie bestond uit gebieden die alle Britse koloniën waren. De bedoeling was dat de West-Indische Federatie een onafhankelijk land zou worden, maar voordat dit verwezenlijkt kon worden viel ze uit elkaar door interne spanningen.
West Indies Federation
| ||||||
| ||||||
| ||||||
Kaart | ||||||
Algemene gegevens | ||||||
Hoofdstad | Chaguaramas | |||||
Talen | Engels | |||||
Religie(s) | Christendom | |||||
Munteenheid | West-Indische dollar | |||||
Voorgaande en opvolgende staten | ||||||
De Federatie, een staat met binnenlands zelfbestuur, bestond uit tien provincies (het zogenaamde Brits West-Indië). Ze werd gevormd in 1958 in een poging om aan alle onafhankelijkheidseisen in het gebied te voldoen.
De provincies van de West-Indische Federatie waren:
- Antigua en Barbuda
- Barbados
- Dominica
- Grenada
- Jamaica (waarvan de Kaaimaneilanden en de Turks- en Caicoseilanden afhankelijke gebieden waren)
- Montserrat
- Saint Christopher, Nevis en Anguilla (het huidige Saint Kitts en Nevis en Anguilla)
- Saint Lucia
- Saint Vincent en de Grenadines
- Trinidad en Tobago
De hoofdstad van de staat was Chaguaramas, een stad een paar kilometer ten westen van Port of Spain, de huidige hoofdstad van Trinidad en Tobago.
Hoewel de federatie oorspronkelijk enthousiast werd begroet, hield de unie geen stand. De grootste provincies, Jamaica en Trinidad, overheersten al snel de federale regering, wat de kleinere provincies niet graag zagen. Dit had dan weer tot gevolg dat de grotere provincies geen deel meer wilden uitmaken van een federatie waarvan vele leden vijandig tegenover hen stonden.
In 1961 hield de premier van de Jamaicaanse provincie een referendum over onafhankelijkheid. Deze onafhankelijkheid werd goedgekeurd, en na het vertrek van Jamaica bleek al snel dat de federatie geen kans van slagen meer had. Ze viel snel uiteen, en de meeste provincies werden onafhankelijke landen, wel nog altijd met de Britse monarch als staatshoofd.
De munteenheid van de natie was de West-Indische dollar, die later werd vervangen door de Oost-Caribische dollar.