Wild-type
Wild-type verwijst naar het fenotype van een soort zoals het in de natuur voorkomt. Traditioneel werd de term wild-type gebruikt om een standaard of 'normaal' allel aan te duiden, in tegenstelling tot een niet-standaard, "mutant" allel. Mutante allelen kunnen echter sterk variëren binnen een populatie en na verloop van tijd zal een mutatie deel gaan uitmaken van het natuurlijke genotype; een scherp onderscheid kan dus niet gemaakt worden.[1] In het algemeen wordt het meest voorkomende allel – de genvariant met de hoogste frequentie in een populatie – aangemerkt als het wild-type.[2]
Het concept wild-type is van belang bij genetisch onderzoek naar organismen zoals Drosophila melanogaster. Van deze fruitvliegen bekend is dat de standaardfenotypes, zoals oogkleur of vleugelvorm, gewijzigd worden door mutaties die afwijkende eigenschappen veroorzaken, bijvoorbeeld "witte ogen". Wild-type allelen worden aangeduid met een "+", bijvoorbeeld w+ en vg+ voor respectievelijk rode ogen en volgroeide vleugels. Onderzoek naar de manipulatie van wild-type is van belang vanwege zijn toepassingen, waaronder het bestrijden van ziekten en commerciële voedselproductie.
Zie ook
|