Urnenveldencultuur

De urnenveldencultuur is een benaming voor de late bronstijd van Midden-Europa, die duurde van ca. 1300 tot 950-920 v.Chr. en heeft betrekking op de relatief chronologische lagen Bz D t/m Ha B1. De urnenveldencultuur, gekenmerkt door bijzettingen van urnen op een urnenveld, volgde de grafheuvelcultuur op en werd opgevolgd door de eerste ijzertijdcultuur in Europa, namelijk de Hallstatt-cultuur.

De urnenveldcultuur
Typische wapens uit de urnenveldencultuur

De naam is afgeleid van het gebruik de doden te cremeren en de as in een urn te doen die dan begraven werd in een urnenveld. Er is geen sprake van een etnische of culturele eenheid, maar het begrip omvat verschillende lokale culturen. men moet echter aannemen dat de veranderde begrafenisgewoonte het gevolg was van nieuwe religieuze voorstellingen, die zich over deze culturen verspreidden.

Het oostelijke gebied van de urnenveldencultuur staat bekend als Lausitzcultuur. Deze is wel geïdentificeerd met de Veneti en met een verloren gegane taal die tussen het Germaans en Keltisch lag.[1] Poolse geschiedskundigen zien daar graag een Vroeg-Slavische cultuur in, wat echter onder andere om taalkundige redenen onwaarschijnlijk is.

De urnenvelden

Urn

Het begrip wordt gebruikt voor begraafplaatsen uit de late bronstijd tot de vroege en de midden-ijzertijd in Europa. De terreinen konden enkele hectaren groot zijn. Ze kunnen gedurende meerdere eeuwen in gebruik zijn geweest. In deze periode werden overledenen gecremeerd. De as werd opgeslagen in urnen gemaakt van aardewerk uit rivierklei; ook werd de as wel in zakjes begraven of los uitgestrooid. De urnen werden begraven in een afgeperkt gebied. Elke urn werd individueel gemarkeerd door er een laag heuveltje op aan te brengen. Ook groef men er vaak een kringgreppel omheen (ook wel kringsloot genoemd, een soort grachtje) dat in grondsporen nog vaak goed te herkennen is. Het kwam ook voor dat urnen in een kuil terechtkwamen of, achteraf, in een oude grafheuvel werden bijgezet. Op urnenvelden vindt men vaak ook niet-gecremeerde doden. De betekenis hiervan is echter allesbehalve duidelijk.

In de Nederlanden zijn tientallen urnenvelden gevonden, vooral in het gebied van de Kempen.

In de 19e en 20e eeuw zijn vooral door de ontginning van heidevelden vele urnenvelden verdwenen door afgraving. Een redelijk bewaard gebleven urnenveld is dat op de Boshoverheide bij Weert. Oorzaak van het behoud is de arme grond aldaar, waardoor niemand er iets mee gedaan heeft. Verder zijn in Vaassen en bij de grafheuvels in Veldhoven nog (resten van) urnenvelden zichtbaar.

Voor een leek is er behalve de grafheuveltjes niet veel te zien aan een urnenveld. De daar gevonden voorwerpen zijn meestal in musea te vinden.

Bronsdepots

Het bronsdepot van Heppeneert, 47 kokerbijlen en een lanspunt, ca. 800 v.Chr., collectie Erfgoedfonds van de Koning Boudewijnstichting, Gallo-Romeins Museum (Tongeren)

In de eindfase van de late bronstijd, rond de overgang naar de ijzertijd omstreeks 800 v.Chr., werden heel wat zogenaamde bronsdepots begraven. Het grootste depot van de Lage Landen is het bronsdepot van Heppeneert. Deze ensembles van bronzen objecten hadden ongetwijfeld een rituele betekenis, maar de juiste reden kennen we niet. Wel treffen we ze gewoonlijk aan op drassige plaatsen. In het verleden dacht men vaak dat op dergelijke plaatsen de goden en geesten van de doden verbleven. Het waren dus ideale offerplaatsen.[2][3]

Zie de categorie urnenveldencultuur van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.