Studio Ghibli

Studio Ghibli (株式会社スタジオジブリ, Kabushiki-gaisha Sutajio Jiburi) is een Japanse filmstudio die verantwoordelijk is voor een groot aantal anime-films. Het bedrijf is gevestigd in Koganei (Tokio) en werd opgericht in 1985.

Studio Ghibli
株式会社スタジオジブリ
Logo van Studio Ghibli
Oprichting15 juni 1985
SleutelfigurenHayao Miyazaki, Isao Takahata, Toshio Suzuki
HoofdkantoorKoganei, Tokio
Websitewww.ghibli.jp
Portaal    Economie

Naam

De naam Ghibli is afgeleid van de bijnaam die de Italianen gaven aan de vliegtuigen waarmee ze in de Tweede Wereldoorlog verkenningsvluchten boven de Sahara uitvoerden. Deze naam is weer afgeleid van de Lybische wind die van zuid naar noord door de woestijn waait, vergelijkbaar met de Sirocco. De reden waarom deze naam werd gekozen is omdat ze met de studio een nieuwe wind wilden laten blazen door de anime-industrie.

Alhoewel het Italiaanse woord wordt uitgesproken met een keelklank /g/ als in het Engelse woord good, begint de naam van de studio met de Japanse letter /ji/, die wordt uitgesproken als in 'Jim'. Dit is in principe een "foutje" van Hayao Miyazaki die de naam bedacht.[1]

Het logo van de studio is Totoro (fictief monster), een van de bekendste tekenfiguren uit de film My Neighbor Totoro dat in 1988 uitgebracht werd. Totoro heeft in Japan ook de betekenis Obake, wat gedaante veranderende wezens zijn uit de Japanse folklore. Door de grote populariteit van zowel de studio als het personage Totoro zijn overal in Japan verschillende marketingproducten te vinden met de beeltenis van Totoro zoals knuffels, speeltjes en bandjes voor mobiele telefoons.

Ook in het Studio Ghibli museum zijn Totoro’s overal te vinden. Bij de ingang staat een levensgroot exemplaar en er zijn nog meer verwerkt in de glas-in-loodramen. In de stroboscopische draaimolen vindt men er drie die bewegen en in de ontwerpkamer kan men niet enkel voorontwerpen van de film My Neighbor Totoro maar ook Totoro-haar bezichtigen.

Geschiedenis

Oprichting

Studio Ghibli werd als dochteronderneming van Tokuma Shoten opgericht door Hayao Miyazaki, Toshio Suzuki (producer) en Isao Takahata in 1985. Daarvoor werkten ze alle drie in een animatiestudio genaamd Topcraft die in 1985 failliet ging. Ze kochten het bedrijf op en veranderden de naam naar Studio Ghibli. De opbrengsten van de film Nausicaä of the Valley of the Wind hebben de oprichting van het bedrijf mogelijk gemaakt. Hoewel deze animatiefilm nog voor de oprichting van de studio gemaakt werd, is hij nog steeds opgenomen in het repertoire.[2]

Jaren 80

Omdat in de beginjaren de toekomst van de studio nog onzeker was, stelde Takahata verschillende normen op om de kosten bij het ontwikkelen van de films zo laag mogelijk te houden. Zo werden enkel parttimemedewerkers ingehuurd en werd ieder team, dat ongeveer uit zeventig werknemers bestond, na het afwerken van iedere film ontbonden. Ondertussen werden de kosten nog meer gedrukt door slechts één verdieping in een gebouw van de buitenwijk Kichijoji in Tokio (stad) af te huren.

In 1988 werden de films My Neighbor Totoro en Grave of the Fireflies gelijktijdig op de markt gebracht. De film Castle in the Sky, die twee jaar eerder gemaakt werd, had 775.000 mensen naar de cinema gelokt waardoor de lat direct hoog lag voor de volgende werken. Het produceren van deze twee films zorgde voor een grote druk bij de werknemers omdat ze de kwaliteit van beide films niet wilden verwaarlozen.

De film Totoro werd zo populair bij het publiek dat er een nieuwe markt openging voor Studio Ghibli: namelijk het verkopen van speelgoed en knuffels. Dit zorgde voor meer opbrengsten maar voor Miyazaki, Takahata en Suzuki kwam het maken van de films nog steeds op de eerste plaats en dus bleven ze zich vooral daarop concentreren.

Het succes van de film Totoro was echter niet te vergelijken met die van Kiki's vliegende koeriersdienst, die uitkwam in 1989. Ongeveer 2,64 miljoen mensen zagen deze film en Studio Ghibli won er 15 prijzen mee, waaronder Animage's Anime Grand Prix. Door een samenwerking met Walt Disney Studio Entertainment kon de film wereldwijd uitgebracht worden en zo een nog groter publiek bereiken.

Jaren 90

In 1991 kwam er een nieuw beleid in de studio: de salarissen werden verhoogd en er werden vaste werknemers aangenomen. Dankzij het succes van de studio en het nieuwe beleid konden zij zich meer concentreren op het adverteren van haar films en het productiebudget verhogen waardoor de kwaliteit beter werd.

In hetzelfde jaar kwam de film Porco Rosso uit. Die werd gefinancierd door Japan Airlines die deze tijdens korte vluchten aan boord wilde vertonen en om deze reden is de tekst van de intro naar tien talen vertaald. In de film komt het vliegtuig waarnaar Studio Ghibli vernoemd is ook voor. Tijdens het maken van Porco Rosso startte Miyazaki de plannen om naar een nieuwe studio te verhuizen maar dit gebeurde uiteindelijk pas nadat de film uitkwam.

Verschillende bedrijven zoals 20th Century Fox en Time Warner hadden de studio gecontacteerd over een overeenkomst over de distributierechten van Studio Ghibli’s films. De studio wou hier enkel mee instemmen als er niets uit de films geknipt zou worden. Alleen Disney wou aan deze eis voldoen en dus waren zij degenen die in 1996 de distributierechten van verschillende Studio Ghibli films kregen. Veel critici dachten dat Miyazaki 'zijn ziel' had verkocht aan Walt Disney omdat hij voorheen wantrouwen had in diens producties. Maar Miyazaki antwoordde hierop dat hij een onderscheid maakte tussen het produceren van films en de distributie ervan en dat deze deal ervoor zou zorgen dat de films meer bekendheid in het buitenland zouden verwerven.

De belangrijkste film die de studio produceerde in de jaren 90 was zonder twijfel Mononoke-hime. Ook al was er al eerder computeranimatie gebruikt bij de film Pom Poko uit 1994, Mononoke-hime was de eerste film waarbij dit voor meerdere scènes gebruikt werd. Bovendien is het de enige door Miyazaki geregisseerde film die geen vliegtuigscène heeft. Toen deze film in 1997 uitkwam bracht die 10 miljard yen op en werd de derde populairste animatiefilm in Japan, na Spirited Away en Howl's Moving Castle. Opnieuw was de protagonist van dit verhaal een sterke vrouw en was het centrale thema “natuur en de mens”, iets wat vaker terugkomt in andere Studio Ghibli films.

Ondertussen ontstond een nauwe samenwerking met het magazine Animage, dat ook gepubliceerd werd door Tokuma.

Jaren 2000

In 2001 ging het Studio Ghibli museum open en werd de film Spirited Away uitgebracht. Spirited Away, waarvan verschillende personages op personen die Miyazaki kent gebaseerd zijn, lokte meer kijkers dan Titanic naar de Japanse bioscopen en was tegen 2001 door een zesde van de Japanse bevolking bekeken. In Japan zelf bracht de film 30,4 miljard yen op en wereldwijd kreeg deze ongeveer 30 nominaties en prijzen waaronder een Oscar voor de beste animatiefilm en een Gouden Beer op het internationaal filmfestival van Berlijn in 2002. Dit bezorgde de studio meer internationale faam dan ooit.

In 2005 is Studio Ghibli niet langer een dochteronderneming van Tokuma en verhuist naar Koganei in Tokio.

In 2008 trad Toshio Suzuki af als president van de studio, een positie die hij sinds 2005 bekleedde. De reden hiervoor was dat hij zelf meer wilde kunnen werken aan films in plaats van enkel leiding geven aan medewerkers. Suzuki gaf de positie aan Koji Hoshino omwille van de hulp die hij van hem had gekregen bij het verkopen van de films sinds 1996.

Op 6 september 2013 kondigde Koji Hoshino tijdens een persconferentie in Venetië aan dat Hayao Miyazaki op pensioen zou gaan en op 3 augustus kondigde de studio aan dat ze tijdelijk de productie stil zouden leggen.

Disney en Tokuma

Op 23 juni 1996 sloten Disney en Tokuma een overeenkomst waardoor Disney negen films van Studio Ghibli internationaal, behalve in andere Aziatische landen dan Japan, op de markt mocht brengen. Hetzelfde deed Disney voor drie films van Daiei - eveneens een dochteronderneming van Tokuma. Dit contract werd gesloten omdat het bedrijf New World Pictures een heel slechte nagesynchroniseerde versie van Nausicaä had gemaakt en Studio Ghibli een dergelijke situatie wilde vermijden. Disney mocht niets veranderen aan de muziek of de scènes zonder toestemming te vragen maar mocht de films wel nagesynchroniseren om ze toegankelijker te maken voor het internationale publiek. In ruil voor de distributierechten betaalde Disney tien procent van de productiekosten. Toch bleven verschillende mensen aandringen dat er wel degelijk zou moeten worden geknipt in de animatiefilms. Hayao Miyazaki zou Harvey Weinstein, die berucht was wegens het inkorten van andermans films, een katana hebben opgestuurd met daarbij het simpele bericht "no cuts".[3]

Filmografie

Films

Korte films

  • 2000: Ghiblies
  • 2001: the Whale Hunt
  • 2001: Guru Guru
  • 2002: Kūsō no Kikaitachi no Naka no Hakai no Hatsumei
  • 2002: Ghiblies episode 2
  • 2002: Koro's big day out
  • 2002: Imaginary flying machines
  • 2002: Mei and the kittenbus
  • 2005: Looking for a home
  • 2005: The day I raised/harvested a planet
  • 2005: Water spider monmon
  • 2006: The night of Taneyamagahara
  • 2007: Iblard Jikan
  • 2009: The theory of evolution
  • 2010: A Sumo Wrestler's Tail Chu zumo
  • 2010: Mr. Dough and the egg princess
  • 2011: The treasure hunt
  • 2013: Giant God warrior appears in Tokyo
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.