Reconstructie (taalwetenschap)

Reconstructie betekent in de taalwetenschap dat men onbekend taalmateriaal construeert uit het bekende taalmateriaal. Reconstructie betekent dus dat woorden die niet opgetekend zijn, geconstrueerd worden uit woorden die dat wel zijn.

Reconstructie is een hulpmiddel van de taalwetenschap, in het bijzonder van de historisch-vergelijkende taalwetenschap.

Vergelijkingen

Voor een reconstructie zijn er vergelijkingen (correspondentieregels) nodig. Dit zal verduidelijkt worden door het volgende voorbeeld.

Vergelijking 1

In het voorbeeld de eerste vergelijking bestaat het taalmateriaal uit de volgende drie woorden:

Deze woorden hebben de betekenis "(hij, zij, het) is".

De betekenissen van deze drie woorden zijn identiek en de vormen (de klank) lijken sterk op elkaar. Daaruit trekt men de conclusie dat die woorden verwant zijn en dat de gelijkenis niet toevallig is. Daaruit trekt men dan de conclusie dat (tenminste hier) de Sanskriet-a overeenkomt met de Oudgriekse en Latijnse e.

Vergelijking 2

In het voorbeeld bestaat het taalmateriaal uit de volgende woorden:

  • Sanskriet ájā-mi
  • Oudgrieks ágō
  • Latijn agō

Deze woorden hebben de betekenis "ik drijf".

Hier komt de Sanskriet-a overeen met de Oudgriekse en Latijnse a.

Vergelijking 3

In het voorbeeld bestaat het taalmateriaal uit de volgende woorden:

  • Sanskriet aṣ̣ṭ̣ám (astám met een retroflexe st, zie ook Devanagari)
  • Oudgrieks októ
  • Latijn octo

Deze woorden hebben de betekenis "acht (8)".

Hier komt de Sanskriet-a overeen met de Oudgriekse en Latijnse o.

Samenvatting

Uit deze drie vergelijkingen kunnen we nu concluderen dat de Sanskriet-a overeenkomen (corresponderen) kan met de Oudgriekse en Latijnse a, e en o.

Reconstructie

In dit voorbeeld zal worden getoond hoe men met behulp van vergelijkingen (correspondentieregels) een woord uit de Indo-Europese oertaal kan reconstrueren.

Het taalmateriaal is in dit geval:

  • Sanskriet ávis
  • Oudgrieks óis
  • Latijn ovis

Deze woorden hebben de betekenis "schaap".

Uit de drie vergelijkingen (boven) kan men de conclusie trekken dat de a in ávis overeen kan komen met meer dan één klinker, maar ook met een Oudgriekse en Latijnse o.

Men weet ook uit andere bronnen dat er in het voorklassieke Oudgrieks en in sommige Oudgriekse dialecten een w-klank bestond die in het klassieke Oudgrieks tussen klinkers is verdwenen. Deze klank werd Ϝ gespeld en Digamma genoemd (zie ook Grieks alfabet). Men kan dus aannemen dat er een (voorklassieke) Oudgriekse vorm óFis is geweest.

Uit deze drie vergelijkingen (en soortgelijke andere vergelijkingen) kan men dus een Indo-Europese vorm *owis reconstrueren. In het klassieke Oudgrieks zou de w-klank dan zijn verdwenen en in het Sanskriet zou de o dan een a zijn geworden, en dan niet alleen hier maar ook in andere gevallen.

Gereconstrueerde woorden en talen

Gereconstrueerde woorden worden over het algemeen met een sterretje (*) gekenmerkt: bijvoorbeeld *owis.

Gereconstrueerde talen beginnen vaak met de lettergreep Oer- of Proto-. Bijvoorbeeld is het Oergermaans de niet opgetekende maar gereconstrueerde voorloper van de Germaanse talen zoals Oudhoogduits, Oudengels of Oudnoords.

Zie ook

Bronnen

  • Heinz Ludwig Arnold en Volker Sinemus, Grundzüge der Literatur- und Sprachwissenschaft, München 1974, Band 2 (Sprachwissenschaft), ISBN 3-423-04227-3, p. 319-320
  • Hans Krahe, Indogermanische Sprachwissenschaft, Berlin 1962, Band I (Einleitung und Lautlehre), § 37
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.