Prudentius van Troyes

Prudentius[1] (geboren in Spanje; gestorven in Troyes, Frankrijk, op 6 april 861) was een bisschop van Troyes en een opponent van Hincmar van Reims in de 9e-eeuwse theologische controverse over de dubbele predestinatie.

Prudentius van Troyes
Prudentius van Troyes. Anonieme gravure, met de hand beschilderd (1836)
HoofdambtBisschop van Troyes
ReligieChristendom
PlaatsBisdom Troyes
Echte naamGalindo
BijnaamPrudentius
Geboortedatum?
GeboorteplaatsAragón, Spanje
Sterfdatum6 april 861
SterfplaatsTroyes, Frankische Rijk
Spiritueel ambt
Periode845861
VoorgangerAdalbert
OpvolgerFolcric
Discipline
LeerDubbele predestinatie
Bekend vanDe prædestinatione contra Johannem Scotum, Epistola tractoria ad Wenilonem, Annales Bertiniani
Portaal    Religie

Leven

In zijn jeugd verliet hij Spanje, waarschijnlijk onder druk van de Saracenen, en kwam naar het Frankisch Rijk, waar hij zijn eigenlijke naam van Galindo veranderde in Prudentius. Hij werd opgeleid aan de Paltsschool in Aken. In 847 werd hij tot bisschop van Troyes benoemd.

In Troyes werd zijn feestdag op 6 april gevierd als die van een heilige, dit hoewel de bollandisten zijn cultus niet erkennen[2]. Zijn werken zijn, met uitzondering van zijn gedichten, geprint in Patrologia Latina, CXV, 971-1458. Zijn gedichten in Mon. Germ. Poetæ Lat., II, 679 sq.

Theologische standpunten

In de controverse over de dubbele predestinatie tussen Godschalk van Orbais, aartsbisschop Hincmar van Reims, en bisschop Pardulus van Laon, stelde hij zich tegenover Hincmar in een aan hem gerichte brief. In deze brief, die rond 849 werd geschreven, verdedigt hij tegenover Hincmar een dubbele predestinatie, namelijk, de ene voor beloning, de andere voor straf, echter niet voor de zonde. Hij is verder van mening dat Christus alleen stierf voor degenen die daadwerkelijk worden gered.

Dezelfde mening verdedigt hij in zijn De prædestinatione contra Johannem Scotum, die hij in 851 op instigatie van aartsbisschop Wenilo van Sens schreef. Wenilo van Sens had hem de negentien artikelen van Johannes Scotus over de predestinatie ter weerlegging toegezonden. Toch bleek op de synode van Quierzy dat hij de vier artikelen van Hincmar van Reims, waarin de leer van de dubbele predestinatie wordt verworpen, onderschrijft, misschien uit eerbied voor de aartsbisschop, of misschien ook uit angst voor koning Karel de Kale.

In zijn Epistola tractoria ad Wenilonem, geschreven rondom 856, bevestigt hij echter opnieuw zijn vroegere mening en laat hij zijn goedkeuring over de wijding van de nieuwe bisschop Aeneas van Parijs afhangen van diens stellingname met betrekking tot vier artikelen ten gunste van de leer van de dubbele predestinatie.

Van grote historische waarde is zijn voortzetting van de Annales Bertiniani van 835-61, waarin hij een betrouwbare geschiedenis van die periode van de West-Frankische Rijk presenteert.

Hij is ook de auteur van Vita Sanctæ Mauræ Virginis[3] en enige gedichten.

Referenties

  • (de) Girgensohn, Prudentius und die Bertinianischen Annalene (Riga, 1875)
  • (de) Freystedt, Ueber den Prädestinationsstreit in Zeitschrift für wissenschaftl. Theologie (1893), 315 sq., 447 sq.
  • (fr) Breyer, Les vies de St. Prudence Evéque de Troyes, et de St. Maura, vierge (Troyes, 1725)
  • (la) Meddeldorff, De Prudentio et theologia Prudentiana commentatio in Zeitschrift für histor. Theol., II (1832), 127-190

Voetnoten

  1. Galindo.
  2. Acta Sanctorum, Apr. I, 531
  3. Acta SS. Sept. VI, 275-8
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.