Passiewerktuigen
Passiewerktuigen (ook Arma Christi, Latijn voor wapenen van Christus, en lijdenswerktuigen) zijn voorwerpen die behoren bij de lijdensweg van Jezus Christus, waarmee Christus gemarteld en bespot werd in de laatste uren voor zijn dood.[1] Ze worden ook wel 'wapenen' genoemd omdat volgens de christenen Christus hiermee de verlossing of de overwinning op zonde en dood behaalde.
Deze voorwerpen worden in de beeldende kunst vaak gedragen door engelen die Christus omringen of als attributen van heiligen.[1] Als attribuut komen ze voor bij het beeld van de heilige Bernardus van Clairvaux en op wapenschilden. Ook zijn ze wel als groep afgebeeld, onder andere in het thema van de Gregoriusmis. De passiewerktuigen zijn belangrijk als symbool van het christelijk geloof, en vormen als groep al sinds lange tijd een traditie in de iconografie. Het negende-eeuwse Utrechts Psalter uit de Karolingische renaissance bevat er een voorbeelden van.
De belangrijkste passiewerktuigen zijn:
- doornenkroon
- rietstok
- spijkers
- lans
- kruis
- geselkolom
- gesel
- spotmantel
- dobbelstenen
- de doek van Veronica
- emmer (voor azijn)
- de spons
- hamer
- nijptang
- INRI, het spotbijschrift op het kruis
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
|
Zie de categorie Arma Christi van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp. |