Oom

Een oom of nonkel is de broer van iemands vader of moeder. De echtgenoot van een oom of tante wordt een aangetrouwde oom genoemd.

Degene van wie iemand een oom is wordt een neef (man) of nicht (vrouw) genoemd.

Etymologie

Het woord gaat terug op het Middelnederlandse oem en is verwant met het Oudfriese em, het Oudengelse eam en Oudhoogduitse oheim. De oorspronkelijk betekenis is "moeders broeder".[1]

In Belgisch-Nederlandse spreektaal wordt ook het woord nonkel gebruikt. Dat is etymologisch een assimilatie van het Nederlandse lidwoord "den" met het Franse "oncle".[2] Dit oncle gaat terug op het Latijnse avunculus, dat moeders broeder betekent.[3] Het woord avunculus hangt samen met avus en av(i)a, de Latijnse woorden voor resp. grootvader en -moeder.

Woordgebruik

Het woord nonkel wordt ook meer algemeen gebruikt voor "vriendelijke (oude) man" en heeft dan ongeveer de waardering die door sommigen wordt gegeven aan "ome" in het noorden van het Nederlandse taalgebied. Een "hoge ome" is daarentegen een hoge pief, een man in een duur pak die zich boven anderen verheven acht, voor wie men echter niet veel respect opbrengt. De uitdrukking wordt ook weleens aangetroffen in de politiek, met name op provinciaal en gemeentelijk niveau, maar weinig in de academische wereld.

Een oom die in het klooster getreden is of priester geworden is, noemt men in katholieke kringen heeroom, naar de oude aanspreektitel voor priesters heer.

Een grootoom of oudoom is een oom van iemands vader of moeder, dus een (al dan niet aangetrouwde) broer van iemands grootvader of grootmoeder.

Een suikeroom is een rijke oom van wie men een erfenis verwacht. Suikeroom(pje) wordt ook wel gebruikt voor een man die met geld (jongere) vrouwen probeert te paaien.

Bekende fictieve ooms en 'nonkels'

Andere gebruiken

Zie ook

Zoek oom op in het WikiWoordenboek.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.