Steekmieren
Steekmieren[1] (Myrmica) vormen een geslacht van mieren uit de onderfamilie van de Myrmicinae. De wetenschappelijke naam van het geslacht is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1804 door Pierre André Latreille.
Steekmieren | ||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | ||||||||||||||||||
werkers van Myrmica rubra, de gewone steekmier | ||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
Geslacht | ||||||||||||||||||
Myrmica Latreille, 1804 | ||||||||||||||||||
Typesoort | ||||||||||||||||||
Formica rubra Linnaeus, 1758 | ||||||||||||||||||
![]() | ||||||||||||||||||
Myrmica werkers met bladluizen | ||||||||||||||||||
Afbeeldingen Steekmieren op ![]() | ||||||||||||||||||
Steekmieren op ![]() | ||||||||||||||||||
|
Er zijn ongeveer 200 soorten bekend uit dit geslacht. Ze komen in het hele Holarctisch gebied voor. De typesoort is de gewone steekmier (Myrmica rubra) die in geheel Europa en in delen van Azië en Noord-Amerika voorkomt. Deze en andere Myrmica-soorten maken gebruik van bladluizen voor de "honingdauw" die ze afscheiden en die rijk is aan suikers.
In de nesten van sommige soorten komen sociale parasieten voor, met name rupsen van het vlindergeslacht Maculinea waaronder die van het berggentiaanblauwtje. De rupsen laten zich door de werkmieren voeren en eten soms ook het broedsel van de mieren. Dit blijkt geen vorm van commensalisme te zijn; de mieren ondervinden een nadeel in de vorm van een kleinere overlevingskans van werkers en hun larven.[2]
Soorten
Bronnen, noten en/of referenties
|