Maatschappij tot Nut van 't Algemeen

De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (kortweg 't Nut) is een landelijke vereniging met plaatselijke afdelingen ("departementen"), opgericht in 1784, die zich ten doel stelt het welzijn, in de ruimste zin, van individu en gemeenschap te bevorderen. De vereniging streeft naar individuele en maatschappelijke ontplooiing met een zo hoog mogelijk cultureel gehalte. De Maatschappij hield en houdt zich bezig met zaken die het algemeen belang dienen, zoals onderwijs, ontwikkeling en maatschappelijke discussie. Ze heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de democratisering van Nederland.

Vergadering van de Mij. tot Nut van 't Algemeen in de Oude Lutherse Kerk te Amsterdam, 1791

Van begin af aan heeft de Maatschappij zichzelf gezien als een instelling voor volksontwikkeling, en dat betekende - zeker 150 jaar lang - voor ontwikkeling van het "lagere volk", de achtergestelden.[1]

Geschiedenis

De Maatschappij van Konsten en Wetenschappen, tot nut van 't Algemeen werd in 1784 te Edam gesticht door een gezelschap van zes personen onder wie Jan Nieuwenhuyzen, een doopsgezind leraar en predikant uit Monnickendam. Ook zijn zoon Martinus Nieuwenhuyzen hoorde tot de stichters en had een zeer groot aandeel in zowel het opstellen van de plannen als de uitwerking daarvan. Tijdens de politieke conflicten tussen de prinsgezinden en patriotten kwam het prinsgezinde stadsbestuur van Edam in conflict met de Maatschappij waarvan de meeste leden met de patriotten sympathiseerden. Daarop werd in Amsterdam een nieuw hoofdbestuur gevestigd, en werden de algemene vergaderingen voortaan in Amsterdam gehouden. In Rotterdam was de hoogleraar Johan Jacob le Sage ten Broek actief.

Het motto van 't Nut is: "Kennis is de weg naar persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling". In eerste instantie organiseerde de Maatschappij prijsvragen over onderwijskundige en opvoedkundige kwesties. Later werd 't Nut, met een groot aantal plaatselijke afdelingen, de grondlegger van de Nutsspaarbank (1818, de Nutsverzekering, de Nutstuinen, de Nutsleeszalen en Nutsscholen (Nutsonderwijs) en Nuts-Volksuniversiteiten. In 1795 werd de eerste Kweekschool voor onderwijzers van Nederland opgericht door 't Nut (gevolgd door kweekscholen in Amsterdam (1796), Groningen (1797) en Leiden). In de 20e eeuw werden de meeste van deze taken overgenomen door de overheid of het bedrijfsleven.

In 1984 werd de Nutsleerstoel in de Geschiedenis van het Onderwijs aan de Universiteit van Utrecht ingesteld. De eerste bezetter van die leerstoel was de onderwijshistoricus prof. Nan Dodde.

De Maatschappij is tot op heden actief. In Nederland zijn er ongeveer 85 Nutsdepartementen: zelfstandige verenigingen onder leiding van een landelijk maatschappijbestuur dat het behoud van het gedachtegoed van de Maatschappij bewaakt.

Het landelijk secretariaat van de Maatschappij was sinds 1981 weer gevestigd in Edam, de plaats waar 't Nut in 1784 zijn eerste vergaderingen hield. Inmiddels zijn de werkzaamheden van het secretariaat overgenomen door medewerkers die niet meer vanuit het kantoor in Edam werkzaam zijn.[2]

Bekende voorzitters

In alfabetische volgorde:

Algemeen secretarissen

Periode Secretaris
1785 - 1793Martinus Nieuwenhuyzen
1793 - 1802Gerrit Brender à Brandis
1802 - 1841Hendrik Ravekes
1841 - 1881Petrus Marius Gerardus van Hees
1881 - 1887Arnold Kerdijk
1887 - 1915Jan Bruinwold Riedel
1915 - 1917Henri Petrus Johan Bloemers
1917 - 1943Jacob Hovens Greve
1943 - 1945J.D.D. Pruissen[3]
1945 - 1946Pieter Jan Bouman
1946 - 1965Pieter Hendrik Schröder
1965 - 1978Jan Jacob Klijn
1978 - 1984Albert Antonius van Bommel[3]
1984 - 1993(onbekend)
1993 - 2000Eduard Nieuwenhuijzen Kruseman
2000 - 2011F.J. (Rik) Goedman
2011 - 2012-
2012 - 2017M.M. (Maarten) Rietveldt
2017 -Bas Andeweg
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.