Land-van-Cuijks
Het Land-van-Cuijks, ook wel Cuijks genaamd, is het dialect dat gesproken wordt in het Land van Cuijk, het noordoostelijke gedeelte van de Nederlandse provincie Noord-Brabant.
Hoewel het Land van Cuijk zich in Noord-Brabant bevindt, wordt het dialect door de meeste taalkundigen niet beschouwd als een vorm van Brabants maar als een variant van het Kleverlands, hoewel het ook wel tot de Oost-Brabantse dialecten wordt gerekend. Het is zeer nauw verbonden met de Brabants-Limburgse overgangsdialecten en het Zuid-Gelders.
Het Cuijks wordt wetenschappelijk behandeld in het Woordenboek van de Brabantse Dialecten.
Kenmerken
Typische Brabantse kenmerken zijn:
- Verbuigingen als mèrège (morgen), nij (nieuw) en het weglaten van de eind-d's en -t's (da en nie in plaats van "dat" en "niet");
- Bij het gebruik van een persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon enkelvoud wordt vaak gekozen voor "gij"/"ge" (de Standaard-Nederlandse j is hier eigenlijk een allofoon van de g in ge). Dit "gij"/"ge" wordt op dezelfde wijze gebruikt als in het Brabants. In vragende zinnen wordt bijvoorbeeld in plaats van het Standaard-Nederlandse "wil je" vaak gekozen voor wil-de waarbij de uitgang -de door enclise gevolgd door assimilatie is ontstaan uit ge ("wilt ge"). Spreekt men een oudere of onbekende aan, dan versterkt men met "gij", waardoor er een tautologische uitdrukking ontstaat: kun-de gij, wil-de gij.
Een ander kenmerk dat het Cuijks deelt met veel Oost-Brabantse dialecten is het veelvuldig voorkomen van umlautsvormen. Dit kan worden aangetroffen in verkleinwoordsvorming (póp - pupke), in woorden met oorspronkelijk een lange ô (gruun betekent "groen"), bij de vervoeging van sterke werkwoorden en in de vorming van enkele meervouden.
Anderzijds onderscheidt het Cuijks zich van het Oost-Brabants door woorden als huus (in plaats van het Meierijse haus) en kald en holt (in plaats van koud en hout).
Literatuur
|