Kolibries

Kolibries (Trochilidae) zijn een familie van vogels uit de orde van de gierzwaluwachtigen (Apodiformes).[1] De familie telt meer dan 350 soorten. De meeste soorten komen voor in Zuid-Amerika. Het oorspronggebied (genencentrum) van de kolibries ligt waarschijnlijk daar.

Kolibries
Archilochus colubris (robijnkeelkolibrie)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Apodiformes (Gierzwaluwachtigen)
Familie
Trochilidae
Vigors, 1825
Afbeeldingen Kolibries op Wikimedia Commons
Kolibries op Wikispecies
Portaal    Biologie
Vogels

Eigenschappen

De mannetjeskolibrie is bont, meestal metaalachtig groen gekleurd, met een glanzend rode, blauwe of smaragdgroene keelkleur. Het vrouwtje is onopvallend gekleurd.

De snavel is een belangrijk kenmerk voor de soortindeling. Bij de zwaardkolibrie (Ensifera ensifera) is de snavel bijna net zo lang als het gehele lijf dat 10 cm lang is. Daartegenover heeft Ramphomicron microrhynchum maar een snavellengte van 5 mm. De Eutoxeres hebben een sterk naar onderen gebogen snavel en de sabelsnavelkolibrie (Avocettula recurvirostris) heeft een snavel die aan de top naar boven gebogen is. Iedere snavel is op een bepaalde bloemvorm gespecialiseerd, waardoor er geen concurrentie tussen de kolibrie-soorten optreedt. Elke kolibrie is van een speciaal zakje met nectar in de nek afhankelijk. Als de vleugels naar voren bewegen, beweegt het zakje naar achteren. Hierdoor kan de kolibrie zijn kop in evenwicht houden als hij eet.

Tussen de soorten komen grote verschillen in gewicht voor. De kleinste (bijkolibrie, Mellisuga helenae) weegt 1,8 gram. De in Noord-Amerika meest voorkomende kolibrie (robijnkeelkolibrie, Archilochus colubris) weegt ongeveer 3 gram en is 7,6 cm groot.

Kolibries kunnen tot 15 jaar oud worden en keren ieder jaar naar dezelfde plaats terug. Als het te koud wordt, trekken ze naar meer zuidelijke streken.

De kolibrie heeft een lange snavel, waarmee hij in de kroonbuis van de bloem kan komen. Om bij de nectar te raken moet hij zijn tong uitrollen. De punt van de tong is gespleten en heeft de vorm van een strohalm. Hierdoor kan hij bij nectar komen waar zelfs insecten niet bij kunnen. De bloemen hebben een zeer lange kroonbuis en hebben zich voor hun bestuiving aangepast aan de kolibrie en de kolibrie aan de bloemen. Om het voor deze vogel extra aantrekkelijk te maken is er veel nectar aanwezig. Kolibries hebben een sterke voorkeur voor oranje en rode bloemen.

Suikerwater drinkende kolibrie

De kolibrie kan met suikerwater bijgevoerd worden. Vroeger werd daar een rode kleurstof aan toegevoegd. Tegenwoordig is de voerhouder van plastic en is de voet, waar het suikerwater in zit, roodgekleurd. De openingen van de voerbuisjes zijn zo klein dat er geen insecten bij kunnen en alleen de snavel van de kolibrie erdoorheen kan.
Sommige soorten eten ook insecten. De kolibrie moet de hele dag eten om voldoende energie te bekomen. Zelfs als het regent blijft de kolibrie doorvliegen, maar kan dan minder voedsel vinden omdat veel bloemen zich bij regen sluiten. Wanneer het langer dan een week aanhoudend regent, sterven veel kolibries door gebrek aan voedsel.
De kolibrie slaapt alleen 's nachts. Tijdens de slaap daalt de lichaamstemperatuur enkele graden om energie te besparen, vergelijkbaar met de winterslaap bij beren.

Snelheid

De kolibrie kan door de zeer snelle vleugelslag (15 tot 80 slagen per seconde, afhankelijk van de grootte van de vogel) in de lucht stil blijven hangen. Door de snelle vleugelslag kan de kolibrie als enige vogel ook achteruit vliegen.[2] Ze kunnen zelfs recht omhoog en recht omlaag vliegen. De 'helikopter' onder de vogels. Deze manier van vliegen vraagt echter zeer veel energie die verkregen wordt uit de suikers die in de nectar zitten.
De universiteit van Californië onderzocht[3] de snelheid van de (mannetjes) Anna-kolibrie (Calypte anna) tijdens een duikvlucht. Dit gebeurde met een camera die 500 frames per seconde maakt. Er werd gemeten dat ze per seconde 385 keer hun eigen lichaamslengte afleggen (een straaljager haalt 150 keer, maar is veel langer en dus sneller). Bij het afremmen, dat met het spreiden van de vleugels gebeurt, ontstaat er een druk van negen keer de zwaartekracht. Een mens zou bij deze druk het bewustzijn verliezen.

Leefgebied

De kolibrie leeft op heel veel verschillende plaatsen, er zijn er die op open plaatsen leven, gebieden met veel zon en in de woestijn, maar ook kolibries die in het koude hooggebergte leven, of in het tropisch regenwoud of andere vochtige streken. Ze komen alleen voor in Amerika, maar dan wel over het hele continent, van Alaska tot in Vuurland.

Voortplanting

De kolibrie legt in twee dagen twee relatief grote, witte eieren die na 14-19 dagen uitkomen. De jongen worden gedurende 3-4 weken met insecten en nectar gevoed door de moeder. Deze voert tot 140 keer per dag de jongen, waarbij de lange snavel diep in de bek van het jong gestoken wordt. De vader verzorgt het nest niet en zorgt ook niet voor het grootbrengen van de jongen. Hij verdedigt wel het territorium tegen binnendringende soortgenoten. Omdat kolibries relatief veel moeten eten, zijn de jongen altijd onbewaakt. Ze kunnen daardoor aangevallen worden door onder meer roofvogels, katten en slangen.

Diabetes

De kolibrie wordt als beeldmerk ook gebruikt in de logo's van het Diabetes Fonds en de Internationale Diabetes Federatie (IDF). De kolibrie is gekozen als logo, omdat het leven van dit vogeltje elementen bevat, waarmee ook een diabetespatiënt te maken heeft, zoals het zorgvuldig opnemen van voedsel. De omhoog vliegende kolibrie symboliseert het optimisme dat het wetenschappelijk onderzoek eens erin zal slagen het diabetesprobleem op te lossen. In oktober 1985 werd tijdens het jubileumcongres van de Diabetesvereniging Nederland (DVN) de kolibrie officieel erkend als internationaal symbool voor het wetenschappelijk onderzoek rond diabetes mellitus.

Fotogalerij

Taxonomie

Er zijn tussen de 325 en 340 soorten kolibries, afhankelijk van het taxonomisch standpunt. Soms worden de kolibries geplaatst in een aparte orde, de Trochiliformes. Vaak wordt de familie (orde) onderverdeeld in twee (onder-)families, de Phaethornithinae (met 34 soorten in zes geslachten) en de typische kolibries, de Trochilinae. Moleculair genetisch onderzoek zou erop wijzen dat de kolibries onderverdeeld zouden kunnen worden in negen hoofdgroepen (clades).[4]

De volgende geslachten zijn bij de familie ingedeeld<[1]

Evolutie

De vroege ontwikkeling van de gierzwaluwachtigen vond vermoedelijk plaats in Eurazië. Ongeveer 42 miljoen jaar geleden splitsten de ontwikkelingslijnen van de kolibries en de gierzwaluwen zich. De basaalst bekende kolibrieachtige is Parargornis messelensis uit het Midden-Eoceen. Een meer ontwikkelde kolibrie-achtige was Jungornis. Eurotrochilus uit het Vroeg-Oligoceen is binnen de kolibrie-achtigen de nauwste verwant van de kolibries. Door klimaatveranderingen in het Oligoceen, waarbij tropische bossen plaatsmaakten voor openere en drogere ecosystemen, leidde vermoedelijk tot het uitsterven van de kolibrie-achtigen in Eurazië.[5]

Rond 22 miljoen jaar geleden had de gemeenschappelijke voorouder van de kolibries Zuid-Amerika bereikt, waarna een snelle diversificatie plaatsvond. Vermoedelijk verspreidden de kolibrie-achtigen zich van Eurazië naar Zuid-Amerika via Beringia, aangezien een transatlantische verspreiding onwaarschijnlijk is door de te grote afstand over zee. De ontwikkeling van de Andes en het sluiten van de landengte van Panama waren belangrijke factoren in het ontstaan van een grote diversiteit aan soorten in het Neogeen. Vanaf circa 12 miljoen jaar geleden werd Noord-Amerika gerekoloniseerd door meer droogtetolerante soorten.[6]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.