Knotwilg

Een knotwilg is een wilg die enkele jaren na te zijn geplant, op circa 1,5 - 2 m hoogte wordt afgezaagd. Daarna wordt de boom iedere 3-6 jaar geknot door de nieuw uitgelopen takken weg te nemen. De verdikking aan de basis van de uitlopers vormt de knot waaraan de knotwilg zijn naam dankt. Aanplantingen waar de wilg op maximaal 50 cm hoogte geknot is worden grienden genoemd.

Knotwilgen in Maastricht, met op de achtergrond de Sint-Pietersberg.
Knotwilgen in Park Oudegein in Nieuwegein bij Utrecht

De productie van wilgentenen werd op de grienden die vaak buitendijks aan de grote rivieren waren gelegen op grote schaal uitgevoerd. Deze wilgentenen zijn de dunne takken van de katwilg. Tegenwoordig is de vraag ernaar sterk afgenomen. Om de karakteristieke door de mens gevormde wilgen voor het landschap te behouden dienen ze met regelmaat te worden geknot, dit gebeurt vaak door vrijwilligers.

In de humusrijke knot van oudere bomen broeden soms eenden en kunnen ook planten groeien. Snelgroeiende planten als gewone vlier of lijsterbes kunnen zo een knotwilg laten splijten.

Een knotwilg kan zo'n vijftig jaar oud worden.

Overigens werden niet alleen wilgen als knotboom ingezet, men benutte onder meer els, es, populier en zomereik als knotboom.

Zie ook

Zie de categorie Pollard willows van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.