Keteloorlog

De Keteloorlog (of Marmietenoorlog) is de spotnaam van een kort treffen tussen de marine van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de Habsburgse monarchie (Oostenrijkse Nederlanden) op 8 oktober 1784. Het kreeg de naam Keteloorlog omdat bij het enige gerichte schot van dat incident een soepketel geraakt zou zijn.

De Oostenrijkse Nederlanden en het aartshertogdom Oostenrijk als onderdeel van het Rooms-Duitse Rijk anno 1789.

Voorgeschiedenis

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog vormden de Noordelijke Nederlanden een eigen republiek. De Zuidelijke Nederlanden bleven in bezit van de Spaanse Habsburgers. Ze gingen na de Spaanse Successieoorlog over naar de Oostenrijkse Habsburgers. Tijdens en na de Tachtigjarige Oorlog 'sloot' de Republiek de Schelde (zie artikel Sluiting van de Schelde). Dat betekende dat zeeschepen niet rechtstreeks naar en van Antwerpen en Gent konden varen, maar dat hun lading op het Zeeuwse traject moest worden overgeladen (verbodemd) op binnenschepen.

Keizer Jozef II, landsheer van de Zuidelijke Nederlanden, stelde in mei 1784 een lange lijst van wensen op, gebaseerd op vermeende oude grieven en aanspraken. Daaronder waren de overdracht van Maastricht en omliggende gebieden en van grensdorpen in Staats-Brabant. De keizer wilde daarover onderhandelen, maar sloot militaire actie niet uit. Hij liet doorschemeren dat hij bereid was concessies te doen als zijn schepen ongehinderde doorgang over de Schelde zouden krijgen en vrije handel op Oost-Indië en West-Indië. Ook moest de Republiek Staats-Vlaanderen en de Staatse Scheldeforten afstaan en de douanetarieven van het Zuiden vrijlaten. In ruil zou ze Oostenrijks Opper-Gelre en grenscorrecties in de Landen van Overmaas kunnen krijgen. Jozef II eiste niet rechtstreeks de 'opening' van de Schelde, omdat hij daarvoor geen algemeen erkende volkenrechtelijke argumenten had. De Republiek ging niet op de Oostenrijkse eisen in en reageerde voorzichtig op de inleidende provocaties.

Het incident

Zeegevecht tussen de "Dolphyn" en de "Louis" bij Lillo op 8 oktober 1784

De keizer had hoop geput uit de politieke ontwikkelingen van het voorgaande jaar. Bij de Brits-Franse vrede van 1783 had Frankrijk de vrije beschikking over de havenstad Duinkerken teruggekregen. Het Brits-Amerikaanse vredesverdrag van hetzelfde jaar legde de vrije vaart op de hele Mississippi vast voor Britten en Amerikanen. Ervan overtuigd dat de Republiek niets tegen hem zou durven ondernemen, stuurde Jozef II op 6 oktober 1784 een schip, de brik Louis, vanuit Antwerpen de Schelde af. Vanaf de schoener Dolphyn van de Admiraliteit van Zeeland werd de brik echter bij Saaftinge gesommeerd aan te leggen. Toen die daaraan geen gehoor gaf, en na enkele waarschuwingsschoten, vuurde de Dolphyn een gericht kanonschot af op het dek van het schip. De Louis staakte zijn doortocht en gaf zich over aan de Zeeuwen. Een andere Oostenrijkse brik, uit Oostende vertrokken naar Antwerpen, werd op 15 oktober bij Vlissingen tegengehouden. Jozef II vond nergens steun voor zijn eis tot 'opening' van de Schelde; ook Frankrijk weigerde die. De keizer schikte zich erin en wilde daarna vooral zijn eer redden.

Onderhandelingen en uitkomst

In het vervolg van dit conflict begonnen de beide landen in 1785 in Parijs onderhandelingen, waarbij Frankrijk bemiddelde. Matteus Lestevenon van Berkenroode en Gerard Brantsen, ambassadeurs in Parijs, vertegenwoordigden daarbij de Republiek. Florimond graaf van Mercy-Argenteau was de zeer vasthoudende onderhandelaar van de keizer. Het leidde ten slotte in november 1785 tot het Verdrag van Fontainebleau. Het bevestigde het verdrag van Munster, de soevereiniteit van de Republiek over de Schelde beneden Saaftinge en de 'sluiting' van de Schelde. De keizer zou echter volledig meester worden van de Schelde tussen Saaftinge en Antwerpen en over de forten op dat traject. Ook kreeg hij grenscorrecties bij Staats-Vlaanderen. Maastricht en omgeving bleven echter bij de Republiek. Als compensatie voor het opgeven van zijn vermeende (maar door geen land erkende) aanspraken op Maastricht zou de Republiek Jozef II negen en een half miljoen gulden betalen, naast een half miljoen voor waterschade door inundaties aan de grens met Vlaanderen. Frankrijk, dat in die tijd met de Republiek onderhandelde over een verbond, had toegezegd het merendeel van dat bedrag te betalen. Het was dus geen compensatie voor het 'gesloten' houden van de Schelde, zoals in de literatuur vaak wordt vermeld.

Literatuur

  • (nl) H.T. Colenbrander: De Patriottentijd, hoofdzakelijk naar buitenlandse bescheiden (Den Haag, 1897-1899), dl. 1, p. 359-364, en dl. 2, p. 12-62.
  • (en) W.W. Davis: Joseph II: An imperial reformer for the Austrian Netherlands (Den Haag, 1974), p. 121-133.
  • (nl) J.A.K. Haas: 'Het verdrag van Fontainebleau 1785: Maastricht en de landen van Overmaas als internationale conflictstof aan het eind van het ancien régime', in: Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg, jrg. 124 (1988), p. 264-344.
  • (fr) F. Magnette: Joseph II et la liberté de l'Escaut (Brussel, 1897), p. 17-196.
  • (nl) Treur-bazuin uitgalmende, op eenen vaderlandschen, en beredeneerden toon, den rampzaaligen toestand, waar in de republiek, door den willekeurigen vreedebreuk van ... Jozeph den Tweeden ... (s.l., 1784, pamflet Knuttel nr. 20738).
  • (nl) Roel Zijlmans: Troebele betrekkingen: Grens-, scheepvaart- en waterstaatskwesties in de Nederlanden tot 1800 (Hilversum, 2017, ISBN 978-90-8704-637-8), par. 6.10.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.