Ironie

Ironie (uit het Grieks: εἰρωνεία (eirooneia) = geveinsde onwetendheid) is een stijlfiguur waarbij dat wat klaarblijkelijk gezegd of getoond wordt, afwijkt van dat wat bedoeld wordt. Zodoende is ironie veelal alleen herkenbaar voor de geoefende of ingewijde verstaander. Ironie ontleent haar effect aan een bepaalde ambiguïteit in taalgebruik (verbale ironie) of situatie (situationele ironie) of een combinatie van beide. Om het verschil tussen het gezegde en het bedoelde uit te drukken, kan de ironie gebruikmaken van verschillende andere stijlfiguren, zoals sarcasme en understatement. Met gezichtsuitdrukkingen en intonatie kan de gebruiker van ironie aan de verstaander extra hints geven dat zijn uitspraak niet letterlijk bedoeld is.

"Situational irony", een rookverbod op een bord met een rokende Sherlock Holmes, in het Baker Street metrostation

In het Frans noemt men ironie weleens "l'arme du faible" (het wapen van de zwakke), omdat het voor de zwakke daarmee mogelijk is om zijn mening te geven zonder dat het voor iedereen overduidelijk en daarmee gevaarlijk is.

Etymologie

'Ironie' is in vroegnieuwnederlands "schimp-reeden"[1]; in nieuwnederlands "spotternij door juist iets anders te zeggen dan wat men bedoelt, of zelfs het tegenstelde"[2]
Via het Franse 'ironie' fijne spot [13e eeuw; Rey], maar pas gebruikelijk vanaf de 16e eeuw. Het Latijnse 'īrōnīa', eveneens fijne spot, ontleend aan Grieks eirōneíā 'geveinsde onwetendheid', afleiding van eírōn 'veinzer, huichelaar', dat misschien verwant is met het werkwoord eírein 'spreken'.
De Griekse term εἰρωνεία (eirōneíā) is vooral bekend van Socrates, die door zich als onwetend voor te doen de verwaandheid van zijn gesprekspartners aan de kaak stelde en hun eigen onwetendheid aantoonde.[3]

Uitingsvormen in de taal

Ironie gebruikt verschillende uitingsvormen:

  • De omkering, de vorm waarbij precies het tegengestelde gezegd wordt van wat men bedoelt.
    Dat is me een lieve jongen.
    Nou, het is me wat moois.
  • De overdrijving, ook wel hyperbool genaamd, het met opzet vergroten van dingen waardoor het in het bespottelijke wordt gedreven.
    Over dat klusje deed hij een eeuwigheid.
    Het duurt jaren om dat op te lossen!
  • Het understatement, het tegenovergestelde van de overdrijving, het verzwakken van een mededeling. Echter, door de verzachting wordt de mededeling juist kracht bijgezet, dankzij de ironie.
    Ik heb niet helemaal begrepen wat u zegt.
    We komen maar een klein beetje geld tekort.
  • Niet-passend woordgebruik, het maken van een onverwachte verschuiving in het woordgebruik. Bijvoorbeeld ineens deftige woorden gebruiken, of juist platvloerse woorden.
    Wij ontvingen daar een missive over.

Andere vormen van ironie

Behalve in de gesproken en geschreven taal, kunnen ook gebeurtenissen als ironisch worden bestempeld. Dit is met name van toepassing bij scherpe contrasten tussen het feitelijk gebeurde en de verwachting:

  • Een dokter die succesvol kanker geneest, maar zelf sterft aan diezelfde kanker.
  • Uitvinders die sterven door hun eigen uitvindingen.
  • Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog zei generaal John Sedgwick dat de Confederatie nog geen olifant zou kunnen neerschieten, meteen hierna werd hijzelf neergeschoten.

In de Engelse taal wordt deze vorm van irony, gekenmerkt door de spottende humoristische ondertoon, veel gebruikt bij satire.

Ironie in de literatuur

Ironie is niet tijds- of stromingsgebonden. Een klassiek-Griekse toneelschrijver als Aristophanes bediende zich uitbundig van diverse vormen van spot, waaronder ironie; het middeleeuwse spotdicht Reynaert de Vos bedient zich eveneens van alle gradaties. Het 19e-eeuwse Realisme is over het algemeen geen goede voedingsbodem voor ironie, maar er zijn uitmuntende voorbeelden, zoals het werk van de Engelse romanschrijfster Jane Austen en de Russische toneelschrijver Anton Tsjechov. Toch is vooral de 20ste eeuw het domein van de ironie; in de Nederlandstalige literatuur moet dan met name gedacht worden aan Multatuli, Willem Elsschot, Godfried Bomans, Simon Carmiggelt en Gerard Reve.

De romans van Elsschot, met name Kaas en Lijmen/Het been laten in humoristisch perspectief een beeld zien van de zakenwereld, dat in alle opzichten iets uitvergroot, een tikje schrijnend en net niet realistisch is. Lijmen en Het Been tonen een geweldenaar, Boorman, die een stuk minder groot lijkt als hij door Laarmans wordt opgevolgd; zijn bedrijf bestaat uit een kantoor vol lege zalen. In Kaas koopt de hoofdpersoon een enorme portie kazen op die hij onmogelijk meer kwijtraakt. In beide boeken wordt de handelswereld op een subtiele manier doorgeprikt.

Ironie in de filosofie

Op het particuliere vlak staat filosofie in het teken van ironie, het besef van de onophefbare contingentie (toevalligheid) van het eigen bestaan. De contingentiegedachte - het had ook anders kunnen zijn - komt van de Amerikaanse filosoof Richard Rorty. Het individuele besef dat ons bestaan door en door contingent is, noemt hij ironie. Ironici gaan ervan uit dat hun bestaan geen harde kern heeft, maar een product is van vele omstandigheden die zij zelf niet in de hand hebben. Volgens Rorty neigen ironici, zoals Proust en Nabokov, en de filosofen Nietzsche, Heidegger en Foucault, ertoe te worstelen met dit probleem.
Op het andere vlak, het publieke vlak, staat de filosofie in het teken van solidariteit. Als leden van een gemeenschap moeten wij ons ten opzichte van elkáár rechtvaardigen, en niet ten opzichte van God, de Natuur, de Mens of de Werkelijkheid.[4]

Misverstanden

Ironie veroorzaakt nogal eens misverstanden. Met name in geschreven teksten. Zuivere geschreven tekst kent immers intonatie noch lichaamstaal, net díe signalen die bij persoonlijke communicatie (irl) duidelijk maken of een opmerking al dan niet ironisch is. Wanneer niet overduidelijk het tegengestelde waar is, kan het zodoende heel lastig zijn in te schatten of iets al dan niet ironisch bedoeld is. Dit kan vermeden worden door een :-) (smiley) bij het ironische te plaatsen. Dit is vooral gebruikelijk op teksten op het internet, maar niet in de literatuur.

Verschillende auteurs - in Nederland bijvoorbeeld Hugo Brandt Corstius en Willem Frederik Hermans - hebben voorgesteld een ironieteken in te voeren. Op deze manier zou men lezers duidelijk kunnen maken wanneer ironie in een tekst gebruikt wordt; anderen meenden dat op die manier de bedoelde ambiguïteit verloren zou gaan. In 2007 kwam de CPNB zogenaamd met een voorstel, dat bij nader inzien een advertentie voor de Boekenweek was. De ironie van de advertentie is niet iedereen opgevallen.

Maar ook bij televisieboodschappen kunnen ironische boodschappen verkeerd begrepen worden. Ze kunnen zelfs een averechts effect hebben. De comedyserie All in the Family draait om de sterk bevooroordeelde en racistische Archie Bunker. Hij geeft voortdurend af op zijn linkse schoonzoon en zijn zwarte buurman. De ironie zit hem in het feit dat hij als dom, koppig en kortzichtig wordt neergezet, en dat juist zijn schoonzoon en zijn buurman hem af en toe uit de penarie helpen. Maar uit onderzoek bleek dat mensen die uit zichzelf al bevooroordeeld waren juist sympathiseerden met Archie Bunker, in wie ze hun vooroordelen bevestigd zagen. Mensen die niet die vooroordelen hadden, sympathiseerden juist met zijn schoonzoon.[5]

Literatuur

Zie ook

Zoek ironie op in het WikiWoordenboek.
Zie de categorie Irony van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.