Hertogdom Pruisen

Het Hertogdom Pruisen was een hertogdom dat ontstond in 1525 en daarmee de Duitse Orde opvolgde in het oosten van Pruisen. Het was de eerste lutherse staat met een overwegend Duitstalige bevolking.

Herzogtum Preußen
Prusy Książęce
Vazalstaat van het Pools-Litouws Gemenebest
  1525  1618  
(Details) (Details)
Kaart
Hertogdom Pruisen (gearceerd), in de 16de eeuw
Algemene gegevens
HoofdstadKoningsbergen
TalenDuits, Oudpruisisch
Religie(s)Lutheranisme
Regering
RegeringsvormMonarchie

Het hertogdom met hoofdstad Koningsbergen (Königsberg) werd door de keurvorsten van Hohenzollern van het Markgraafschap Brandenburg geërfd in 1618. Daarna werd het een personele unie onder de naam Brandenburg-Pruisen totdat het werd verheven naar de status van koninkrijk in 1701.

Tot 1657 bleef het hertogdom Pruisen een autonome vazalstaat van het Pools-Litouwse Gemenebest, totdat de Grote Keurvorst Frederik Willem van Brandenburg in het Verdrag van Wehlau volledige soevereiniteit verkreeg. Dit werd nog eens officieel erkend in het Verdrag van Oliva in 1660.

Geschiedenis

Achtergrond

Het protestantisme verspreidde zich in de 16e eeuw door de voorheen katholieke Pruisische regio van de Duitse-Ordestaat . De protestantse inwoners van het gebied begonnen zich onafhankelijk van de katholieke overheersers te ontwikkelen. De grootmeester van de orde, Albrecht van Brandenburg, ontbrak de militaire middelen om de autoriteit van de orde te doen gelden..

Na het verlies van de Duitse Orde in de Poolse Teutoonse Oorlog, de bekering van Albrechts persoonlijke bisschop, Georg von Polenz en een aantal van zijn ridders tot het lutheranisme, zocht Albrecht naar een oplossing.

De oplossing kwam toen Maarten Luther Albrecht aanmoedigde in 1522 in Wittemberg en in 1524 in Neurenberg om de Ordestaat te laten seculariseren tot een hertogdom, met Albrecht aan het hoofd. De Duitse Orde had geen toekomst en maakte geen kans tegen de opkomende Reformatie.

Uitroeping hertogdom

Pruisische Hommage, schilderij door Jan Matejko (1882). Albert van Pruisen krijgt het hertogdom Pruisen als Heerlijkheid van de Poolse koning Sigismund I

Op 1 maart 1526 huwde Albrecht met prinses Dorothea van Denemarken, de dochter van de Deense koning Frederik I, waardoor er politieke banden kwamen tussen het lutheranisme en Scandinavië. Albrecht kreeg steun van zijn oom Sigismund van het katholieke Polen, terwijl het Heilige Rooms Rijk en de Rooms-Katholieke Kerk hem verbannen had omdat hij protestant geworden was. Hij kreeg ook steun van zijn broer, George van Brandenburg-Ansbach, die het protestantisme reeds in het Hertogdom Franken, en Opper-Silezië had gevestigd.

Het kerstenen van de inheemse plattelandsbevolking door de Duitse Orde was slechts oppervlakkig, ze had weinig kerken opgericht en het verlangen naar het rooms-katholicisme was beperkt. Baltische Pruisen en Pruisische Litouwers bleven in sommige gebieden hun heidense gewoonten verder beoefenen. Ze geloofden bijvoorbeeld in Perkūnas, die gesymboliseerd werd door een bok. Bisschop George van Polentz verbood in 1524 het aanbidden van heidense goden en herhaalde dit in 1540 met een ban.

Bisschop George had op 18 januari 1524 de opdracht gegeven om bij de doop alleen inheemse talen te gebruiken, waardoor de godsdienst voor de mensen meer toegankelijk werd. Er was weinig weerstand bij de nieuwe gelovigen. Alhoewel de Duitse Orde het katholieke geloof eerst in het gebied gebracht had, was de overgang naar het protestantisme makkelijk.

De kerkorde van 1525 zorgde voor bezoeken aan de parochianen en herders, sinds 1538 uitgevoerd door bisschop George. Het hertogdom Pruisen was een Luthers land. Autoriteiten reisden door het hertogdom en gingen na of de lutherse leringen werden gevolgd. Er werden straffen opgelegd aan afvallige heidenen en dissidenten. De plattelandsbevolking werd tijdens de Reformatie in Pruisen pas gekerstend.

In 1525 brak er een boerenopstand uit in Samland. Het heffen van belastingen, het opleggen van de protestantse reformatie en de secularisatie van de Duitse Orde verergerden de onrust. De rebellenleiders waaronder een molenaar uit Kaimen en een kastelein uit Schaaken, werden gesteund door sympathisanten uit Koningsbergen. De rebellen eisten de afschaffing van de nieuwe belastingen en een terugkeer naar een oudere belasting van twee mark voor elke Hufe (een Pruisische maat voor ongeveer veertig hectare).

De opstandelingen zeiden dat ze tegen de adel, die hen slecht behandelde en niet tegen hertog Albrecht in opstand kwamen. Hij was op reis in het Heilige Roomse rijk en de rebellenleiders wilden Albrecht persoonlijk spreken. Hertog Albrecht kwam terug naar Pruisen en hij ging akkoord om de rebellenleiders in het openbaar te ontmoeten. Hij lokte hen daarmee in de val en liet hen door zijn ridders omsingelen. De rebellenleiders werden gearresteerd en later geëxecuteerd. Hierna waren er geen grote opstanden meer en Pruisen werd een protestant land.

In 1544 richtte hertog Albrecht de Universiteit van Koningsberg, die de belangrijkste onderwijsinstelling voor Lutheraanse pastors en theologen van Pruisen werd. Het gebruik van de moedertaal in kerkdiensten maakte het mogelijk dat uit het Heilige Roomse Rijk verbannen lutheraanse pastoors en professoren, zoals Stanislovas Rapolionis en Abraomas Kulvietis, als hoogleraren werden benoemd. De Albertina werd ook een centrum van Litouwse taal en literatuur.

Er kwam na de overgang van de ordestaat naar het hertogdom niet meer vrijheid voor de boeren. De boeren op het Pruisische platteland werden afhankelijk van de adel. De Pruisische vrije boeren, ook Kölmer naar het Kölmer recht genoemd, kregen maar een zesde van het land in vergelijking met andere gebieden in de feodale tijd. De boerenopstand had de adel bang gemaakt en deze vroegen hertog Albrecht om hulp. De samenstelling van de adel ten opzichte van de boeren was niet veranderd.

De rechtspositie was door de overgang van de ordestaat naar het hertogdom amper veranderd. Albrecht was vazal van de Poolse kroon, maar hij wilde nog steeds een onafhankelijk Pruisen. Dit liet hij zien door een eigen leger op te zetten, een eigen munt te laten slaan, een provinciale Landdag en autonomie op het gebied van buitenlandse zaken.

Gebrek aan erfgenamen

Albert stierf in 1568 waarna zijn zoon Albrecht Frederik het Hertogdom erfde. In 1569 werd Albrecht Frederik door koning Sigismund II August van Polen in Lublin tot hertog van Pruisen gekroond. Omdat Albrecht op dat moment 15 jaar oud was, werd Joachim II Hector van Brandenburg, als co-regent aangesteld. Na de dood van Sigismund II August in 1572, was de Poolse troon anderhalf jaar vacant. Albert Frederik, nu meerderjarig, bemoeide zich in de keuze van de nieuwe vorst. In die periode ging de geestesgesteldheid van Albert Frederik erop achteruit. De nieuwe Poolse koning Stefanus Báthory stelde in 1578 George Frederik I van Brandenburg-Ansbach aan als mede-regent van Pruisen. Na de dood van George Frederik schonk de Poolse koning Sigismund III Vasa het hertogdom in Mitbelehnung (mee-belening) aan Joachim Frederik van Brandenburg van het huis Hohenzollern. Het huwelijk tussen Johan Sigismund van Brandenburg en Anna van Pruisen, dochter van Albrecht Frederik, bezegelde de samensmelting van Pruisen en Brandenburg.

Overgang naar Brandenburg-Pruisen

Het Pools-Litouwse Gemenebest na de Vrede van Deoelino

 het Poolse deel

 het Litouwse deel

 Hertogdom Lijfland

 Hertogdom Pruisen, Poolse vazal

 Hertogdom Koerland en Semgallen, gezamenlijke vazal

Brandenburg was een vazal van het Heilige Roomse Rijk en het hertogdom Pruisen was een vazal van de Poolse kroon en dit maakte een echte unie over de bestaande grenzen heen onmogelijk. De facto werden Brandenburg en Pruisen steeds meer geregeerd als een eenheid, aangeduid als Brandenburg-Pruisen.

George Willem (1619-1640)

Het jaar dat Albrecht Frederik stierf, 1618, brak de Dertigjarige Oorlog uit. Het Verdrag van Warschau (1611) bepaalde dat zijn schoonzoon Johan Sigismund van Brandenburg hem mocht opvolgen. Hij was ook keurvorst van Brandenburg en regeerde in een personele unie met Pruisen dat nu de naam Brandenburg-Pruisen aannam. Een jaar later overleed Johan Sigismund zelf en volgde zijn zoon George Willem hem op.

George Willem investeerde in 1623 succesvol in het hertogdom waardoor de personele unie met Brandenburg bevestigd werd. Vele Pruisische Junkers waren er tegen dat het huis Hohenzollern uit Berlijn over Pruisen zou regeren en deden een oproep aan koning Sigismund III van Polen om het hertogdom Pruisen bij Polen in te lijven, echter zonder succes.

Frederik Willem (1640-1688)

Frederik Willem I van Brandenburg, de grote keurvorst, was keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen. Tijdens de Noordse Oorlog (1655-1660) stond Polen centraal, waar Pruisen een vazal van was. De grote belager was Karel X Gustaaf van Zweden. Frederik Willem I speelde handig in op de wisselende situatie, eenmaal aan de zijde van Zweden, verdrag van Königsberg, een andere maal aan de zijde van Polen, verdrag van Wehlau. Als tegenprestatie voor het ontbinden van het Zweeds-Pruisische bondgenootschap erkende Jan II Casimir van Polen de volledige soevereiniteit van Frederik Willem over het hertogdom Pruisen. Hiermee kwam een einde aan 200-jarige Poolse suzereiniteit over de Duitse ordestaat en zijn opvolger het hertogdom Pruisen en kreeg het gebied haar volledige soevereiniteit terug. Deze overeenkomst werd bekrachtigd door het Verdrag van Oliva in 1660. In 1666 kwam het Hertogdom Kleef definitief in de handen van Brandenburg.

Lodewijk XIV van Frankrijk die hield van oorlog op twee fronten, liet Brandenburg-Pruisen, bondgenoot van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, binnenvallen door Zweden in de Hollandse Oorlog. Alhoewel hij het Hertogdom Pommeren had kunnen veroveren, moest hij het met de Vrede van Saint-Germain (1679) ontruimen. Alleen het Zweedse gebied op de oostelijke oever van de Oder (maar zonder Damm (Dabie) en Gollnow (Goleniów) kwamen nu aan Brandenburg

Van hertog Frederik III tot koning Frederik I in Pruisen

Gepikeerd dat de keurvorst van Saksen, Frederik August in 1697 tot koning van Polen werd gekroond, zocht Frederik III naar een manier om dezelfde status te bemachtigen. Aangezien Brandenburg in het Roomse Rijk lag, kon dit niet, daarom verhief hij het hertogdom Pruisen tot koninkrijk. Zo werd hij in 1701 keurvorst Frederik III van Brandenburg en koning Frederik I in Pruisen zonder Keizer Leopold I voor de voeten te lopen. De regering bestuurde de facto Brandenburg en Pruisen vanuit Berlijn, de hoofdstad van Mark Brandenburg. De bestuurders kregen de hoogste adellijke titels die in het bestuur van Pruisen aanwezig waren.

Een jaar na dat annexatie van Koninklijk Pruisen in 1772, werden de Pruisische gebieden ingedeeld in provincies. Het gebied van het hertogdom Pruisen en het prinsbisdom Ermland werden hervormd tot de provincie Oost-Pruisen en het gebied van koninklijk Pruisen werd hervormd tot de provincie West-Pruisen. Door de opdeling van het Pruisische gebied in de provincies Oost en West-Pruisen werd het koninkrijk Pruisen een soevereine staat en werd de status van hertogdom de jura opgeheven. Brandenburg bleef een vazal van het Heilige Roomse Rijk en werd wettelijk pas na de opheffing van het rijk in 1806 samengevoegd met Pruisen.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.