Heerlijkheid Lieshout

De heerlijkheid Lieshout is een voormalige heerlijkheid gelegen in de huidige Nederlandse provincie Noord-Brabant. De heerlijkheid bezat aanvankelijk alleen de lagere en middelbare jurisdictie. In de tweede helft van de 16e eeuw verwierf de heerlijkheid ook de hoge jurisdictie.[1] De overige rechten die aan de heerlijkheid verbonden waren, betroffen het recht om de naam "van Lieshout" te voeren en het jachtrecht, het visrecht, het recht van de gruit (accijns op het brouwen van bier), het recht op het innen van cijnsen en bovendien het recht om het dorpsbestuur te benoemen. Naast de heerlijke rechten bezat de heer van Lieshout ook het kerkelijke tiendrecht en als eigenaar van de gronden tevens het voorpootrecht.[2]

De heerlijkheid Lieshout is voortgekomen uit een domein, dat rond het jaar 700 gesticht werd door Frankische edelen. Het domein was een allodium.[3] De laatste telg uit het adellijke geslacht schonk het allodium Lieshout aan de abdij van Floreffe waar hij als monnik was ingetreden. Daarmee werd Lieshout eeuwenlang kerkelijk bezit. Begin 18de eeuw werd het geslacht Bout eigenaar van de heerlijkheid Lieshout en werd de heerlijkheid opnieuw adellijk bezit.

Door de hervormingen die tijdens en na de Franse tijd doorgevoerd werden, kwam er een eind aan de bestuurlijke bevoegdheden en de jurisdictie van de heerlijkheid Lieshout. De heerlijke rechten werden in 1795 vervallen verklaard; later werden enkele rechten hersteld.

De erven Bout verkochten de goederen en de heerlijke rechten die zij in Lieshout bezaten in 1842 aan Albert Bots, een industrieel. Bots en zijn erfgenamen maakten de meeste rechten die zij te Lieshout bezaten te gelde door middel van afkoopprocedures. De erven Bots verkochten hun laatste rechten in 1887 aan Wilhelmus van Dam. Deze verkocht de rechten omstreeks 1895 aan Theodorus Snijders.

De nieuwe heer van Lieshout dagvaardde in 1897 de gemeente Lieshout, omdat die de jacht verpachtte. In 1899 vonniste de rechter dat de heerlijke rechten waarop de eiser zich beriep vervallen waren. In voorgaande jaren waren alle bezittingen van de heerlijkheid reeds vervreemd. Nu met dit vonnis werd vastgesteld dat de heerlijke rechten niet meer golden, stond feitelijk vast dat de heerlijkheid opgehouden had te bestaan.

Lijst van de heren van Lieshout

AmbtsperiodeHeer van LieshoutBijzonderheid
11xx - 1190BoudewijnRidder van Lieshout; schonk het (onvolledige) allodium in 1190 aan de abdij van Floreffe[4]
1190 - 1194HermanAbt van Floreffe[5]
1194 - 1202Jean d'AuvelaisAbt van Floreffe; kreeg de ontbrekende hoeven de Plashoeve, de Nieuwe Hoeve op Duijnhoven, Hoeve vander Schoot en Hoeve aan het Bosch in 1201 in leen van de Sint-Servaaskerk te Maastricht
1203 - 1212WéricAbt van Floreffe
1213 - 1216HelinAbt van Floreffe
1216 - 1220NicolasAbt van Floreffe
1220 - 1239Jean de HuyAbt van Floreffe
1239 - 1242Jean de la ChapelleAbt van Floreffe
1242 - 1250Domitien de HuyAbt van Floreffe; kocht de ontbrekende hoeve het Rodeken in 1246 terug van de heer van Rixtel
1251 - 1254Pierre de la ChapelleAbt van Floreffe
1254 - 1268ThéodoricAbt van Floreffe
1268 - 1280Wauthier d'ObaixAbt van Floreffe
1280 - 1289Wauthier de LeezAbt van Floreffe; verkreeg in 1283 de volledige heerlijkheid in volle eigendom
1289 - 1291Jean de LouvinAbt van Floreffe
1291 - 1295Gilles de NielAbt van Floreffe
1295 - 1306Hugues de RefaytAbt van Floreffe
1306 - 1310Nicolas de GestialAbt van Floreffe
1310 - 1314Pierre de SolreAbt van Floreffe
1315 - 1315Gilles de RomeghesAbt van Floreffe
1315 - 1317Robert de TurnhoutAbt van Floreffe
1317 - 1322Wéric IIAbt van Floreffe
1322 - 1323Robert de TurnhoutVoor de tweede keer abt van Floreffe
1323 - 1334Godefrois de RèvesAbt van Floreffe
1334 - 1336Hugues de la HoussièreAbt van Floreffe
1336 - 1342Gillain GauthierAbt van Floreffe
1342 - 1361Théodoric de WarnantAbt van Floreffe
1361 - 1379Jean de PerwezAbt van Floreffe
1379 - 1390Pierre de BlehenAbt van Floreffe
1390 - 1396Alard de BrogneAbt van Floreffe
1396 - 1399Gilles de HeyendalleAbt van Floreffe
1399 - 1412Jean de HarchéesAbt van Floreffe
1413 - 1434Nicolas de BlehenAbt van Floreffe
1434 - 1444Baudouin de FourvyAbt van Floreffe
1444 - 1465Luc d'EyckAbt van Floreffe
1465 - 1492Gérard d'EyckAbt van Floreffe
1492 - 1508Jean SampeynAbt van Floreffe
1508 - 1516Gilles HeninAbt van Floreffe
1516 - 1548Godefroid MartiniAbt van Floreffe
1548 - 1552Jean DoyenAbt van Floreffe
1552 - 1578Guillaume DoupaixAbt van Floreffe
1579 - 1592Gilles d'AischeletAbt van Floreffe
1592 - 1607Henri d'EerselAbt van Floreffe
1607 - 1639Jean RobertiAbt van Floreffe
1640 - 1662Charles de SeveriAbt van Floreffe
1663 - 1676Guillaume de JalletAbt van Floreffe
1677 - 1686Christophe de HeestAbt van Floreffe
1686 - 1698Ignace de HeestAbt van Floreffe; verkocht de heerlijkheid op 15 mei 1698 aan de abdij van Postel[6]
1698 - 1704Gregorius SichmansAbt van Postel; verkocht in 1698 12 hoeven uit de heerlijkheid[7]
1704 - 1714Hieronymus Raveschoot van CapelleAbt van Postel; verkocht de heerlijke rechten, de molen en de overgebleven hoeve op 16 oktober 1714 aan Adriaan Bout[8]
1714 - 1719mr. Adriaan Bout van Lieshout
(Leiden, 1663 - ?)
Heer van Krimpen, soliciteur militaire en klerk ter secretarie van de Raad van State, agent van de keurvorst van de Palts.[9] Verkocht de heerlijke rechten in 1719 aan zijn zoon[10]
1719 - 1749Jan Bout van Lieshout
(1694 - 1749)
Zoon van Adriaan Bout, bewindvoerder van de WIC kamer Rotterdam, advocaat voor den hove en hoogen Raade in Hollant
1749 - 1786Adriaan Bout van Lieshout
(1726 - 30 november 1786)
Zoon van Jan Bout, schepen van Dordrecht[11] commissaris van 't Klein Zegel ter Generaliteit, heer van Jekschot, Krimpen aan den IJssel etc.
1786 - 1796Douairière Anna van Hogendorp, geboren Bout van Lieshout
(1722 - 1796)
Zuster en enige erfgename van Adriaan Bout
1796 - 1842Erven BoutIn 1842 verkochten de erfgenamen jonkvrouwe Anna Smissaert-Lewe van Aduard (1816-1866) en Susanna barones van Lijnden-Lewe tot Aduard (1818-1866) de heerlijke rechten die zij in Lieshout bezaten aan Albert Bots
1842 - 1848Albert Bots
(Borkel, 27 april 1774 - Helmond, 8 maart 1848)
Textielfabrikant te Helmond; liet in 1842 een aantal tiendrechten afkopen. Met de Nederlandse Grondwet van 1848 vervielen de bestuurlijke rechten en de jurisdictie van de heerlijkheid. Deze rechten gingen over naar de gemeente Lieshout, respectievelijk naar de landelijke rechterlijke macht.
1848 - 1887Erven BotsDe erfgenamen lieten de resterende tiendrechten afkopen in 1852. In 1879 lieten de erven Bots het recht van voorpoting afkopen. Zij verkochten de twee overgebleven rechten, het jachtrecht en het visrecht in 1887 aan Wilhelmus van Dam.
1887 - ca. 1895Wilhelmus van Dam
(Vlijmen, 17 juni 1862 - Oud-Alblas, 27 juli 1953)
Tekende de overdracht als Wilhelmus van Dam van Heesbeen. [noot 1] Verkocht zijn rechten omstreeks 1895 aan T.H.B. Snijders.
ca. 1895 - 1899Theodorus H.B. Snijders
(Schiedam, 20 oktober 1825)
Snijders was lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland. In 1899 verklaarde de rechtbank te Roermond dat het heerlijk jachtrecht binnen de gemeente Lieshout op zijn laatst in 1847 door niet-uitoefening of verjaring is tenietgedaan. Deze uitspraak werd bevestigd in 1902 door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en in 1903 door de Hoge Raad.[12][noot 2]
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.