Gérard Le Grelle

Gerard Joseph Antoine graaf Le Grelle of Legrelle (Antwerpen, 6 januari 1793 - 28 oktober 1871) was een lid van het Belgisch Nationaal Congres en burgemeester van Antwerpen.

Gérard Le Grelle
Volledige naamGerard Joseph Antoine Le Grelle
GeborenAntwerpen, 6 januari 1793
Overleden28 oktober 1871
Kieskring Antwerpen
Land Frankrijk (1793 - 1815)
Nederlanden (1815 - 1830)
 België (1830 - 1871)
FunctiePoliticus
PartijKath.Partij
Functies
1830 - 1831Lid Nationaal Congres
1830 - ?Gemeenteraadslid Antwerpen
1831 - 1848Burgemeester Antwerpen
1831 - 1839Volksvertegenwoordiger
Portaal    Politiek

Levensloop

Gérard Le Grelle, lid van de familie Le Grelle, was een zoon van de bankier Joseph Le Grelle (1764-1822) en Marie-Thérèse Cambier. Hij deed zijn middelbare studies in een chique school in Brussel, waar hij onder meer Philippe Lesbroussart als leraar had. Vanaf 1812 begon hij zijn opleiding in de familiebank J. J. Legrelle & Cie. Hij trouwde in 1815 met Anne Van Lancker en tussen 1816 en 1835 kregen ze dertien kinderen.

Meer dan voor de bankactiviteiten, waar hij het initiatief eerder aan zijn broer Henri (1798-1872) overliet, interesseerde Gerard zich voor politieke en maatschappelijke activiteiten. In 1816 begon hij aan een lange loopbaan als lid van de Commissie van de Armenkamer. Hij kon het jaar daarop zijn leiderscapaciteiten tonen tijdens de tyfusepidemie die losbrak, waarbij hij de zorgverlening voor de hulpbehoevenden organiseerde.

Toen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot stand kwam was het duidelijk dat Antwerpen profiteerde van de expansiepolitiek van Willem I en de handelswereld in de stad in grote mate orangist werd. Le Grelle bleef echter bij de katholieke principes wat betreft de eedformule die men moest onderschrijven en aangezien hij dit niet wilde, moest hij ook een benoeming tot gemeenteraadslid van Antwerpen afwijzen. Hij bleef bij zijn standpunt en in 1822 hielp hij een petitie tegen de regering te lanceren, met eisen zoals het herstel van de vrijheid van eredienst. Het belette niet dat hij in 1826 (de eedformule was versoepeld) samen met zijn broers opname aanvaardde in de adelstand, in opvolging van de erkenning die zijn overleden oom Henri Le Grelle in 1822 had verkregen.

In plaats van openbare ambten legde hij zich meer toe op caritatieve activiteiten. Zo werd hij lid van de Commissie voor de gevangenissen, een activiteit die hij een halve eeuw zou volhouden. Daarnaast was hij ook in talrijke religieuze genootschappen of instituten actief:

  • lid van de kerkfabriek van de Sint-Andrieskerk;
  • penningmeester van de Maatschappij der Christelijke Liefde;
  • voorzitter van het Werk van Sint-Franciscus Regis;
  • stichter van het Antwerps Bureau van de Pauselijke Werken;
  • wereldlijke vader van het klooster der kapucijnen.

In 1852 werd hij tot pauselijk graaf gepromoveerd, titel die in 1853 in België gehomologeerd werd en vanaf 1871 werd uitgebreid tot al zijn nazaten.

Belgisch koninkrijk

Bij de gebeurtenissen van 1830 trad Le Grelle in de politieke arena. Op 6 oktober werd hij tot gemeenteraadslid van Antwerpen verkozen. Op dat ogenblik was de stad nog gedeeltelijk in handen van het regeringsleger en een maandenlang beleg stond de Antwerpenaren nog te wachten. Le Grelle nam als burgerwachtofficier deel aan schermutselingen met de Nederlandse troepen. Zijn naambekendheid groeide en de katholieke kiezers stuurden hem naar het Nationaal Congres, daar waar heel wat gekozenen in dit arrondissement orangist en liberaal waren. In het Congres bekommerde hij zich vooral om financiële en economische problemen, belastingen, begrotingen, het Rekenhof enz. Hij bevond zich in het kamp van de katholieke unionisten, maar dat belet niet dat hij, na eerst de onafhankelijkheidsverklaring te hebben goedgekeurd, zoals de overige Antwerpenaren tegen de eeuwigdurende uitsluiting van de Nassaus stemde. Hij liet weten dat hij het Nederlandse koningshuis ook niet wilde zien terugkeren, maar dat hij het ogenblik om een dergelijke beslissing te nemen helemaal inopportuun vond.

Verder stemde hij voor Karel van Oostenrijk-Teschen als staatshoofd en, samen met vier andere congresleden, voor Etienne de Gerlache als regent. In juni stemde hij voor Leopold van Saksen-Coburg en voor de aanvaarding van het Verdrag der XVIII artikelen.

In 1831 werd hij volksvertegenwoordiger en bleef dit tot in 1839. Na die datum wilde hij zich alleen nog aan activiteiten wijden in zijn stad. Hij was namelijk al sedert begin 1831 burgemeester van Antwerpen en deze stad besturen bleek allesbehalve een sinecure. In deze functie werd hij een van de kopstukken, zo niet de voornaamste leider, van de katholieke 'partij' in Antwerpen. Hij bleef burgemeester tot in 1848. Ook de familiezaak eiste zijn aandacht. De Handelsbank van Antwerpen, gesticht door zijn broer, had het in de crisisjaren veertig moeilijk.

Ook in de levensloop van zijn elf kinderen (twee meisjes stierven op jonge leeftijd) weerspiegelde zich de levenshouding van Gérard Le Grelle: vier dochters werden kloosterzuster, een bleef ongehuwd en een trouwde. Bij de jongens werd Aloys jezuïet, de vier andere werden bankier van wie er een senator werd. Ze trouwden (met een de Burbure, een Le Gros d'Incourt, een de Gruben en een de Villegas de St.-Pierre Jette) en hebben voor een overtalrijk nageslacht gezorgd.

Voorganger:
Alexis Gleizes
Burgemeester van Antwerpen
1831 - 1848
Opvolger:
Jean Loos
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.