Gottfried Mann

Johann Gottfried (eig. Godfried) Hendrik Mann (Den Haag, 15 juli 1858Rosmalen, 10 februari 1904) was een Nederlandse componist, dirigent en pianist.[1] Hij is na zijn dood totaal in vergetelheid geraakt.

Gottfried Mann
Algemene informatie
Volledige naamJohann Gottfried Hendrik Mann
Geboren15 juli 1858
Overleden10 februari 1904
Land Nederland
Werk
Beroepcomponist
Instrument(en)piano
Portaal    Muziek

Vorming

Als kind vertoonde de op 15 juli 1858 geboren Mann al een grote aanleg voor muziek. Zijn ouders schakelden, nadat hij de eerste beginselen van het pianospel van zijn moeder Geertruida Hieronima van Convent ten Oever (1827-1899) kreeg, Emile Wagner (1825-1889) in om hem op de piano en in de theorie les te geven. Wagner, zelf een niet onverdienstelijke componist, gaf de jonge Gottfried ook compositielessen. De trotse vader Johan Herman Mann (1827-1911) stuurde van zijn nog maar 13-jarige zoon stiekem een aantal composities naar zijn neef, de Duitse dichter Friedrich Emil Rittershaus (1834-1897), die ze vervolgens doorspeelde naar de Duitse componisten Max Bruch, Carl Reinecke en Ferdinand von Hiller. In 1872 schreef Bruch in een brief aan mevrouw Rittershaus: Es hat mich sehr gefreut, die Sonate Ihres jungen holländischen Freundes kennen zu lernen. Nach meiner Ansicht spricht sich ein entschiedenes Talent darin aus, und man darf hoffen, dass der noch so jugendliche Autor bei fortgesetztem Fleiß und unter verständiger Leitung später noch manches Gute leisten wird. Ondanks het feit dat er een paar maal sprake van is geweest dat Gottfried Mann bij Max Bruch in Bonn in de leer zou gaan, is het er niet van gekomen. In hetzelfde jaar kwam de componist en dirigent van het Gewandhausorchester in Leipzig, Carl Reinecke, op bezoek bij de familie Mann. Hij wilde kennismaken met het talent dat hij zag in de nog zo jonge componist. In 1874 werd hij door zijn ouders ingeschreven aan de Koninklijke Muziekschool, het latere Koninklijke Conservatorium, in Den Haag. De directeur Willem Frederik Gerard Nicolaï verzorgde de theorie- en compositielessen, terwijl Gottfried nog een jaar les kreeg van Wagner. Na het eerste jaar stapte hij voor de pianolessen over naar Carel L. W. Wirtz (1843-1935). In 1878 dirigeerde hij een eigen compositie, zijn Ouverture Jan Woutersz, ter afsluiting van zijn studie. Orkestdirectie studeerde Mann weliswaar niet, maar in de 19e eeuw was het niet ongebruikelijk dat componisten hun eigen werken dirigeerden. Orkestervaring deed hij op als altviolist in het orkest van het Théâtre Royal Français de La Haye in Den Haag. Toen Mann in 1878 de Koninklijke Muziekschool verliet adviseerde directeur Nicolaï hem om niet naar een ander Conservatorium te gaan, maar een reis naar het buitenland te maken. Zijn reis begon in Duitsland en in het najaar van 1879 vertrok Mann naar Parijs. Hoewel zijn muziek sterk onder invloed van de grote Duitse componisten bleef staan, raakte hij toch gefascineerd door de moderne Franse school. In Parijs leerde hij onder andere Camille Saint-Saëns, Léo Delibes en Jules Massenet kennen. Alle drie collega's waren van dezelfde leeftijd en een generatie ouder dan Mann.

Loopbaan

In 1882 werd Mann benoemd tot dirigent van het pas opgerichte Amsterdamse orkest de Vereenigde Toonkunstenaren. Na de ontbinding van dit orkest in 1883, maakte Mann de overstap naar de net nieuw gebouwde Parkschouwburg. Deze schouwburg kreeg een nieuw orkest, het Nieuwe Parkorkest, dat naast Gottfried Mann onder leiding kwam te staan van Willem Kes. In 1884, nadat Kes met ruzie met de directie was vertrokken, componeerde Mann zijn balletsuite De droom van den Klokkenluider die meer dan 70 opvoeringen beleefde voor volle zalen. In slechts vier weken tijd had hij de muziek voor dit ballet geschreven. In december 1884 ging zijn juist voltooide Symfonie in d kleine terts opus 87, die hij aan Jules Massenet had opgedragen, in première. De Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst bekroonde de symfonie met een erepremie van vijf dukaten. In de zomer van 1885 componeerde Mann zijn klarinetconcert dat hij aan de beroemde Nederlandse klarinettist Christiaan Pieter Willem Kriens opdroeg. In november ging het concert waarschijnlijk al in première, want het Leidsch Dagblad meldt dat de heer Graff in Leipzig zijn klarinetconcert zal uitvoeren. Of het concert toen ook al in druk is verschenen is niet bekend. Mogelijk werden de partijen eerst met de hand uitgeschreven, die dan later werden gebruikt om de druk ervan te maken. Op hetzelfde concert zou ook zijn symfonie worden uitgevoerd. De Parkschouwburg was in het voorjaar failliet gegaan, en Mann was weer naar zijn geboortestad Den Haag teruggekeerd. Tot ieders verbazing solliciteerde Mann op de vacature van kapelmeester van het Stafmuziekkorps van het 4e Regiment Infanterie en na een vergelijkend examen werd hij uit een twintigtal kandidaten gekozen. Zijn naaste omgeving vreesde echter dat hij met deze benoeming zijn talenten te grabbel zou gooien. Onder hen was de dirigent Willem Stumpff die zijn eerste composities in Amsterdam in première had gebracht. Stumpff schreef hem dat hij als belangstellende in zijn talent hem moest afraden bij een militair corps te gaan, tenzij dat de Grenadiers of het Schutterijcorps te Rotterdam ware. In den regel zijn die corpsen zóó min dat ik het voor uwe gaven bejammeren zou, indien gij daaronder te loor gingt.

In 1887 benaderde het Bestuur van Sempre Crescendo, het studentenorkest van de Universiteit van Leiden, Gottfried Mann, om het orkest weer uit het slop te halen. Mann ging deze uitdaging aan, en binnen heel korte tijd wist hij de harten van de musici te winnen. Het orkest maakte daarna een ongekende bloei door. Hij kende vele goede musici en haalde beroemde collega's naar Leiden om als solist met het orkest op te komen treden. Een van de hoogtepunten is 1897 geweest waar het orkest het vijfde pianoconcert van Beethoven uitvoerde met Willem Mengelberg als solist. Voor het Stafmuziekkorps van het 4e Regiment schreef Gottfried tientallen werken. Naast de gebruikelijke marsen en arrangementen componeerde hij vele operafantasieën. Hij had ook grote naam gemaakt met deze fantasieën, want de encyclopedieën waar zijn naam nog in voorkomt roemen hem juist om dit genre. Na zijn ontslag als kapelmeester gaf hij toestemming om kopieën te maken van zijn composities. Een aantal van zijn operafantasieën zijn bewaard gebleven maar worden, in verband met de veranderde tijdgeest, helaas niet meer uitgevoerd. Ook als dirigent van het strijkorkest maakte hij grote naam.

In de zomer van 1893 nam hij zijn ontslag als kapelmeester van het 4e Regiment nadat hij in datzelfde voorjaar een eigen muziekschool, zijn “Muziek Instituut”, in Leiden had opgericht. De leerlingen konden onderwijs krijgen in viool, cello, piano en theorie. Kort na de opening telde zijn instituut al 50 leerlingen. In deze periode begon Mann zich als pianist ook steeds meer toe te leggen op het begeleiden van bekende musici. Van onder andere Catharina van Rennes, Christiaan Timmner de concertmeester van het Concertgebouworkest, en Josef Orelio de beroemde bariton van de Nederlandsche Opera, was hij de begeleider. In het voorjaar van 1894 werd Gottfried Mann door het bestuur van het Concertgebouw geëngageerd tot het dirigeren van de concerten in de open lucht en de zogenaamde “populaire concerten” te Amsterdam gedurende de maanden mei tot september. Bovendien zou hij alle concerten dirigeren tijdens het jaarlijks verlof van Willem Kes, in juli en augustus. Op 24 juni dirigeert hij onder andere zijn eigen klarinetconcert met Anton Blitz als solist.

In het voorjaar van 1896 volgde Mann Simon J.H. de la Fuente op als tweede dirigent van de Nederlandsche Opera in Amsterdam. Opvallend is dat Mann slechts opera's van Franse componisten dirigeerde. Van de ruim twintig producties die de Nederlandsche Opera in het seizoen 1896-1897 op de planken zette, nam hij er slechts vijf voor zijn rekening. In het seizoen van 1896/1897 was Mann tevens dirigent bij de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Toneel. Hier leerde hij de, uit het nog immer bekende toneelgeslacht, actrice Theo Bouwmeester kennen. Het gezelschap voerde het toneelstuk Koning Oedipus van Sophocles op, met begeleiding van een groot orkest dat onder leiding van Mann stond. In het najaar van 1898 vroeg Gottfried haar ten huwelijk, maar in verband met haar 25-jarig jubileum in Amsterdam voltrok het huwelijk zich pas op 1 juni 1899. Theo Bouwmeester zou tot haar dood de naam Mann blijven gebruiken. Na één seizoen bij Cornelis van der Linden hield Mann het voor gezien en maakte de overstap naar de nieuw opgerichte Sociétaire Noord- en Zuid-Nederlandsche Opera-Vereeniging van Johannes George de Groot, vermoedelijk vanwege een positieverbetering van tweede naar eerste dirigent. Of ook andere redenen hier aan ten grondslag lagen blijft wat vaag, want in het voorjaar van 1897 was er ook sprake van dat Mann naar Groningen zou overgaan om J.H. Bekker op te volgen bij de Groningse Harmonie. Na veel wikken en wegen zag hij van een betrekking in Groningen af en bleef hij vooralsnog in Amsterdam. Hij verkaste van de Amsterdamse Stadsschouwburg naar de Parkschouwburg. Geen onbekende plek, want in 1883/84 was hij hier tenslotte al dirigent van het Parkorkest geweest. Ook bij De Groot dirigeerde Mann, op een enkele uitzondering na, alleen Franse opera's. Opvallend is dat een aantal van deze opera's die hij bij de Nederlandsche Opera had gedirigeerd, nu weer terug op het programma kwamen. De onderneming was echter geen lang leven beschoren, het doek viel al na een paar maanden. In november 1897 moest Georges de Groot zijn ambities opgeven en de deuren sluiten. In het voorjaar van 1897 maakte Mann met Josef M. Orelio een tournee door het land met uitsluitend Nederlandse liederen. Niet minder dan 27 werken van Nederlandse componisten stonden er op het programma. De ster van Mann als componist begon ondertussen ook steeds meer te rijzen. Ter gelegenheid van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina der Nederlanden componeerde hij een Kroningsmarsch, die uit de vele inzendingen als beste werd uitgekozen. Niet alleen alle muziekverenigingen en militaire kapellen hebben deze mars op hun repertoire gezet, ook op het nationaal feestconcert op 31 augustus 1898 werd het door het Concertgebouworkest onder Willem Mengelberg tot klinken gebracht. Ook het Berlijns Philharmonisch Orkest onder leiding van Josef Řebicĕk voerde het op dezelfde avond uit in Scheveningen. Mann componeerde naast zijn klarinetconcert uit 1885 ook nog een concertstuk voor klarinet met orkest (op. 109) en op verzoek van de aan het conservatorium van Gent werkzame Nederlandse professor en vioolvirtuoos Johan Smit, componeerde hij een concert voor viool en orkest. Dit concert, zijn opus 101, is echter niet aan Smit opgedragen, maar aan de eerste violist van het Böhmische Streichquartett, Karel Hoffmann (1872-1936). In november 1900 gaven Mann en Hoffmann een aantal recitals in Amsterdam en Den Haag. Hoffmann aanvaardde de opdracht, en zijn oordeel over het vioolconcert was eenvoudig: “herrliche Musik”. Het is echter onwaarschijnlijk dat Hoffmann het concert met orkest ooit heeft uitgevoerd. De partituur is in februari 1901 geïnstrumenteerd, en er is voor zover bekend geen uitvoeringsmateriaal van dit concert overgeleverd. Theo Mann-Bouwmeester schrijft in haar biografie "Mijn leven" dat haar echtgenoot het vioolconcert voor Martin Wolters geschreven heeft, maar op dit punt lijkt zij zich dus te vergissen. Overigens is Eduard Reeser een stuk minder enthousiast over het vioolconcert. Uit latere tijd dateert zijn vioolconcert op. 101, waarin tussen veel goedkoops en oppervlakkigs - een reeks chromatisch dalende verminderde-septime akkoorden, vier maten achtereen, klonk bij Liszt al afgezaagd! - momenten voorkomen, die zonder twijfel een zekere bekoring kunnen uitoefenen. Reeser bespreekt hier het klavieruittreksel, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat hij het schreef ongeveer vijftig jaar na ontstaan van de compositie. Wegens een sterk veranderde tijdsgeest ten aanzien van muziek, zeker als het gaat om de kijk op Nederlandse componisten, moeten wij zijn kritische blik met enige reserve opvatten. In dat licht moeten we misschien ook de kritische kanttekeningen van Sem Dresden zien, die schrijft over Mann: een neiging […] naar den Franschen stijl was iets ongewoons en hetgeen bij lateren, toen de muziek in Frankrijk zich meer en meer ging ontwikkelen juist nieuw en frisch bloed heeft kunnen geven, was bij hem van geen beteekenis. Zijn liederen zijn, men heeft het vaak gezegd, niets anders dan nabootsingen van Massenet.

Laatste jaren

Van dirigeren kwam het de laatste jaren van zijn leven niet veel meer. Hier en daar deed hij nog wel losse gastdirecties maar een vaste betrekking bij een orkest zat er niet in. Of hij daar nog actief mee bezig is geweest blijft vooralsnog gissen. Hij dirigeerde nog wel de concerten van Sempre Crescendo en was betrokken bij Maatschappij de Toekomst, maar het begeleiden van musici van achter de piano en het componeren ging steeds meer tijd in beslag nemen. Zo werkte hij jarenlang aan zijn opera Malaenis. Op verschillende momenten wordt de opera aangekondigd, regelmatig valt te lezen dat het werk bijna af is. Maar helaas zijn behalve het voorspel en vrouwenkoor geen andere delen tot een opvoering gekomen. Al deze werkzaamheden zorgden ervoor dat Mann langzamerhand overwerkt begon te raken. Het sloopte zijn zenuwen. In de zomer van 1901 had het echtpaar de gebruikelijke vakantiereis door een aantal Europese landen moeten uitstellen. Mevrouw Mann zag dat haar altijd zo zachtmoedige echtgenoot steeds prikkelbaarder en nerveuzer werd. Ze besloten om naar Scheveningen te gaan. Maar na een aantal weken werd de toestand niet beter en schakelde ze haar broer, de eveneens zeer bekende toneelspeler Louis Bouwmeester in, om eens naar haar echtgenoot te kijken. Hij zag de ernst van de situatie in, en samen met een zenuwarts vertrokken de drie mannen op 2 juli 1901 naar het Gesticht Coudewater in Rosmalen. Zijn eerste verblijf zou drie maanden duren. Na zijn ontslag op 29 september gaat hij aansterken bij zijn vader in Den Haag. Het lijkt er op dat hij ook de maanden na zijn ontslag flink heeft doorgewerkt, want hij heeft zijn opera weer ter hand genomen. Mann zou in een afrondende fase zijn zodat de Nederlandsche Opera nog een uitvoering in hetzelfde seizoen zou kunnen geven. Tijdens het concert ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan van Sempre Crescendo op 3 december 1901 wilde Mann zijn Ouverture Freia en het Vioolconcert programmeren. Als solist in het concert stond Bram Eldering gepland. Beide werken kwamen echter niet op het programma. Wel voerde het orkest een nieuwe compositie van zijn dirigent uit, de Canzone op. 118 voor viool en orkest, een compositie uit 1900. Op 10, 11 en 12 januari 1902 was het Driedaagsch Nederlands Muziekfeest in het Concertgebouw, georganiseerd door de Toonkunst afdeling Amsterdam. Op dit muziekfeest werden uitsluitend werken uitgevoerd van Nederlandse componisten. Tijdens het derde concert, als laatste werk voor de pauze, kwam het Voorspel en Chœur de Jeunes Filles uit de opera Melaenis van Mann op de lessenaar. Willem Mengelberg leidde de concerten van dit muziekfeest.

Anderhalf jaar later gaat het blijkbaar weer zo slecht met hem dat hij op 24 november van hetzelfde jaar opnieuw moet worden opgenomen. Op 10 februari 1904 overlijdt Gottfried Mann in het Gesticht Coudewater. Op 13 februari is de uitvaart op Oud Eik en Duinen in Den Haag, opgewacht door vele belangstellenden. Een deel van het muziekkorps van het 4e Regiment uit Leiden, waaronder kapelmeester Van Erp en onderkapelmeester Oostelaar. Ook de voorganger van Mann bij het 4e Regiment, de oud-kapelmeester Grentzius was hierbij aanwezig. Bestuur en ereleden van Sempre Crescendo, Arnold Spoel en mr. Verbroek als vertegenwoordigers van de zangvereniging Melorophia waar Mann jarenlang dirigent van is geweest. In het eerste rijtuig zaten mevrouw Mann-Bouwmeester en de oude vader van Gottfried. Luitenant-directeur Nicolaas Arie Bouwman van de Koninklijke Militaire Kapel, D. M. H. Bolten, kapelmeester van de Dienstdoende Schutterij van Den Haag die waarschijnlijk solist was bij de eerste uitvoering van Manns Romance Harmonie du Soir voor Cornet à Piston met harmonieorkest. Bolten was tevens secretaris van Maatschappij “De Toekomst”. Arnold Spoel herdacht Mann als groot kunstenaar, die de nationale muziekliteratuur met voortreffelijke muziek heeft verrijkt. Een dag na de uitvaart is er een herdenkingsconcert in Amsterdam onder leiding van Martin Wolters, waar niet alleen Mann wordt herdacht maar ook Richard Wagner. Bovendien staat de Marcia funèbre uit de derde symfonie van Ludwig van Beethoven op het programma. Van Mann worden uitgevoerd zijn Romance voor viool en orkest met Martin Wolters als solist. Het concert wordt geopend met de Ouverture Freia, en als een-na-laatste werk van het concert wordt de Troisième Suite d'Orchestre uitgevoerd. Het herdenkingsconcert wordt afgesloten met de Ouverture Tannhäuser van Richard Wagner. Gottfried Mann wordt door Wouter Hutschenruyter gezien als de dirigent die de Volksconcerten heeft uitgevonden in Amsterdam, dus nog ruim voor de tijd dat Mengelberg zijn populaire Volksconcerten dirigeerde. In zijn boek Consonanten Dissonanten schrijft Hutschenruyter dat toen hij een keer in Amsterdam was hij naar een Volksconcert in het Circusgebouw – achter het Rijksmuseum – is gegaan, waar laagdrempelige concerten werden gegeven door een ad-hocorkest onder leiding van Gottfried Mann. De toegangsprijs tot deze concerten was zeer laag; de programma's bevatten een, in eenvoudige begrijpelijke taal gestelde verklaring van alle uit te voeren nummers, aldus Hutschenruyter. Het ad-hocorkest overigens was de Amsterdamsche Orkestvereeniging die Mann eerder van zijn collega J. A. Kwast had overgenomen. Gedurende het winterseizoen werden er elf concerten gegeven in de “Arena” die werden bezocht door 25116 luisteraars. Er werden in totaal 16542 programma's à 1 cent per stuk verkocht. De toegangsprijs tot deze concerten bedroeg 10 cent. 't Is klassieke muziek, zoowel van de oudere als de nieuwere meesters, die door het goede orkest der Amsterdamsche Orkest-Vereeniging, thans onder leiding van Gottfried Mann, wordt ten gehoore gebracht. […] Verheffend is de aanblik op die dicht gevulde, opgaande rijen van het groote ronde gebouw. […] Er zijn […] houders van bierhuizen en kroegen, die er over klagen, dat hun buurt leegloopt, als die ellendige dubbeltjes-concerten worden gegeven. De gemiddeld 2500 bezoekers per concert kwamen grotendeels uit de arbeidersklasse. De concerten werden bijgewoond onder grote stilte en met ernstige aandacht. Het hinderlijke roken tijdens het eerste concert werd op verzoek van de organisatie gestaakt. Ook het meenemen van zuigelingen, die soms de stilte verbraken, werd verboden. Kapelmeester Grentzius van het 4e Regiment Infanterie organiseerde overigens al Volksconcerten in zijn tijd bij de Stafmuziek in Leiden. Hoewel Mann ook met het symfonieorkest van de Stafmuziek volksconcerten in Leiden organiseerde was het dus niet echt zijn uitvinding, ondanks het feit dat Mann van Hutschenruyter alle eer krijgt.

Vergeten

Slechts 45 jaar oud werd Gottfried Mann, waarvan hij de laatste drie voor langere tijd was opgenomen in het Gesticht Coudewater, bij Rosmalen. Op 14 februari 1904 werd er onder leiding van de dirigent Martin Wolters door het voormalige orkest van opera in Artis tijdens een matinee ter nagedachtenis onder andere zijn Troisième Suite d'Orchestre op. 98 uitgevoerd. Een schamele troost voor een componist met een oeuvre van meer dan 100 werken. In 1942 voerde de klarinettist Jaap van Opstal bij het Residentie Orkest nog eens zijn concert uit, maar verder is Mann totaal in de vergetelheid geraakt.

Huwelijken

Gottfried Mann is twee keer getrouwd. Op 31 oktober 1883 is hij in Den Haag in het huwelijk getreden met de uit Zwitserland afkomstige bankiersdochter Henriette Stucky (Sion, 1 februari 1863 – Den Haag, 31 maart 1906).[2] Dit huwelijk werd bij vonnis van 7 oktober 1897 door de arrondissementsrechtbank te Amsterdam ontbonden.[3] Op 1 juni 1899 is hij in Amsterdam hertrouwd met de actrice Theo Bouwmeester (1850-1939).[4] Beide huwelijken bleven kinderloos.

Oeuvre

opus titel jaar
1Sonate Nr. 1, in D gr.t. voor piano1870
2Sonate Nr. 2, in Bes gr.t. voor piano1871
3Sonate Nr. 3, in As gr.t. voor piano1871
4Sonate Nr. 4, in F gr.t. voor piano1872
5Ouverture in d kl.t., voor klein orkest1872
6Zeven Liederen, voor zang en piano (Lente, Zomer, Herfst, Winter, Morgen, Middag, Avond)1872
7Sonate Nr. 5, in c kl.t. voor piano1872
8Trio Nr. 1, C gr.t. voor piano, viool, cello1873
9Sonate Nr. 6, in Bes gr.t. voor piano1873
10Sonate Nr. 7, in Es gr.t. voor piano1873
11Tien kleine Pièces, voor piano1873
12Der Fischer, lied van Goethe, voor zang en piano1873
13Trio Nr. 2, in As gl.t., voor piano, viool, cello1873
142 Lieder, von E. Rittershaus, voor zang en piano1873
15Trio Nr. 3 (Fantaisie), in c kl.t., voor piano, viool, cello1873
16Trio Nr. 4, in F gr.t., voor piano, viool, cello1874
17Variatiën, as gr.t., voor piano1874
18Lente, lied voor zang en piano1874
19Sonate Nr. 8, in g kl.t., voor piano1874
20Rondo, in F gr.t., voor piano en viool1874
21Am Geburtstage, 8 Skizzen voor piano1874
22Sonate Nr. 9, in Es gr.t., voor piano1874
23Strijkkwartet Nr. 1, in f kl.t., voor 2 violen, altviool, cello1874
24Ouverture Nr. 1, in As gr.t., voor orkest1874
25Phantasie mit einem Thema von J. Brahms, voor piano1874
26Quartet Nr. 1, in Es gr.t., voor piano, viool, altviool, cello1875
27Ouverture Nr. 2, in C gr.t., voor orkest1875
286 Lieder, von E. Rittershaus, voor zang en piano1875
29Adagio en Allegro, in F gr.t., voor piano met begeleiding van strijkinstrumenten1875
30Stücke, aus R. Schumann's Jugend-Album, gearrangeerd voor orkest1875
31Sonate Nr. 10, in Es gr.t., voor piano1875
32Quartet Nr. 2, in c kl.t., voor piano, viool, altviool, cello1875
33Romance, in G gr.t., voor hobo-solo en piano1875
34Ave Maria, in c kl.t., voor zang en piano1875
35Ouverture Nr. 3, in d kl.t., voor groot orkest1875-76
36Bloemengave, lied voor zang en piano1876
37Fantaisie, in F gr.t., voor viool-solo, met begeleiding van piano met of zonder kwartet1876
38Vier Fantaisiestukken, voor piano1876
39Quintet, in Es gr.t., voor piano, hobo, klarinet, fagot, hoorn1876
40
41Sonate Nr. 1, in g kl.t., voor viool en piano1876
42Andante, in Bes gr.t. voor viool en piano1877
43Sérénade (Trio Nr. 5), in Bes kl.t., voor piano, viool, cello1877
44Zes Karakterstukken, voor piano1877
45Motet, Es gr.t., voor 4-stemmig koor1877
46De Koningin der Trouw, ballade van W.J. Hofdijk voor solostemmen, gemengd koor en groot orkest1877
Hetzelfde werk. klavieruittreksel met zang1877
47 aLente, 8 kleine klavierstukken1877
bGa niet alleen, voor zang, piano en obligaat viool1877
48Herinnering, 5 fantaisiestukken voor viool en piano1877
49Strijkkwartet Nr. 2, in D gr.t., voor 2 violen, altviool, cello1877
50
51Dubbel-Quintet, in c kl.t., voor fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn, 2 violen, altviool, cello, contrabas1877
52 aDrie Impromptus, voor altviool (cello) en piano1877
bAndante et Polonaise de Concert, voor piano1877
cChant d'Amour, romance voor piano1877
53Sextet, in G gr.t., voor 2 violen, 2 altviolen, 2 cello's1878
Hetzelfde werk, klavierarrangement voor 4 handen1878
53 bisAlbumblad, Sérénade voor piano1878
54Mijn Lente, 20 liederen van C. Honigh, voor zang en piano1878-79
55Andante, in E gr.t., voor piano en cello (viool)1878
56Quartet Nr. 3, in G gr.t., voor piano, viool, altviool, cello; bewerkt naar het sextet', op. 53 1878
57Ouverture, over het drama Jan Woutersz, voor groot orkest1878
Hetzelfde werk, klavierarrangement voor 4 handen1878
58
59Kwartet Nr. 3, in Bes gr.t., voor 2 violen, altviool, cello1879
60Scènes d'Amour, (Trio Nr. 6), in F gr.t., voor piano, viool, cello1879
61 aRomance, voor piano 4 handen1879
bFugue, sur un Thème de Mmme. l'Archiduc1879
cMorceau de Fantaisie, pour piano1879
dHet bruidskleed, declamatorium met piano1879
62 aFleurette, cantilène voor piano en viool1879
bMarche Funèbre, voor piano 4 handen1879
c2 Fugas, voor piano1879
63Scènes de Genre, Suite d'orchestre1879-80
Hetzelfde werk, klavierarrangement voor 4 handen1879
64Adagio, voor viool en orkest1880
65Frühlings Träumereien, Walzer voor piano 4 handen1880
66Lentepoëzie, 8 kleine klavierstukken1880
67 aLa Feuille flétrie, mélodie pour chant et piano1880
bLe retour, pour chant et piano1880
cWarnung, Lied für Singstimme und Klavier1880
dCe que je suis sans toi, mélodie pour chant et piano1880
eWonne der Liebe, Lied für Singstimme und Klavier1880
68Quintet, in c kl.t., voor piano, 2 violen, altviool, cello [á mon ami F.M.G. Stücky]1880
69Henriette, Fantaisie voor piano, viool, altviool, cello1880
70Elisiana, Suite de Ballet pour Orchestre1880
Hetzelfde werk, klavierarrangement voor piano 4 handen1880
71Freia, ouverture voor groot orkest1881
Hetzelfde werk, klavierarrangement voor piano 4 handen1881
72Sonate Nr. 2, in c kl.t., voor viool en piano1881
73La Chasse de Diane, Poème Symphonique d'après le tableau de H. Makart, voor groot orkest1881
Hetzelfde werk, klavierarrangement voor 4 handen1881
742 Lieder, von E. Rittershaus, voor zang en piano1881
76Andante, in D gr.t., voor viool en orkest of piano1881
Vier Lieder, Componirt für mittlere Stimme [und Klavier]1881
Meine Lente, in C gr.t., [4] liederen voor zangstem en piano. gedichten C. Honigh1881
Arioso, in F gr.t., voor viool met piano1882
77 Nr.1Serenade, in d kl.t., Duet voor vrouwenstemmen [en piano]1882
77 Nr.3Poème d'Amour, in Es gr.t., Ouvre tes yeux bleus, mélodie pour soprano avec accompagnement de piano1882
79Sarabande et air de ballet, voor piano1882
80Melaenis, conte romain, in As gr.t., Chœur de jeunes filles, pour 3 voix femmes, instruments à cordes, harpe et piano1882
81Le Rêve du sonneur, Divertimento in G gr.t., voor piano1884
81Satanella, suite de valses sur des motifs de ballet Le Rêve du Sonneur (De droom van den klokkenluider), voor piano1884
81Klokkenmarsch, uit het ballet de droom van den klokkenluider, voor piano1884
83Fruits défendus, in F gr.t., voor piano1884
85Divertissement espagnol, voor piano1884
87Symfonie, in d kl.t. voor orkest1884
88 Nr.2Ich hab'dich geliebt, und liebe dich noch, in es kl.t., für eine Singstimme [alt] und Klavier - tekst: Heinrich Heine1885
Albumblad, voor piano1885
Feest marsch, voor piano1887
90Concert, in c mineur voor klarinet en orkest[5][6][7]1885
92Feestklanken Intermezzo voor orchest1889
93 Nr.1Groete, in G gr.t., Lied voor sopraan met piano
93 Nr.2Vöglein, wohin so schnell, in E gr.t., für eine Singstimme mit Begleitung des Pianoforte1889
93 Nr.3Van een mulderinneke, in F gr.t., voor eene zangstem met pianobegeleiding1889
93 Nr.4Das Orakelblümchen, in As gr.t., Lied für Sopran mit Klavierbegleitung1890
93 Nr.5Pastorale, in F gr.t., pour chant avec piano1889
93 Nr.6Zauberweise, in F gr.t., voor zangstem piano1890
94Andante voor Violoncel met orkest of piano1889
95Feest Preludium, voor orkest1890
96Idealia Fantasiestuk voor orkest1891
97Concertstuk voor Es klarinet en orkest1891?
98Troisième Suite d'Orchestre, in Bes gr.t. voor orkest1889-1896
Deux chœurs, pour 3 voix femmes, avec violons et piano1896
Crescent Cycle-galop, in F gr.t., voor piano
Een liedeken van smerte, in As gr.t., voor lage stem en piano1896
Nóg een liedeken van smerte, in f kl.t., voor lage stem en piano1896
Jonge liefde, in E gr.t., voor lage stem en piano1896
Kunstkringmarsch, voor piano1896
Zalig Scheveningen, klavierstukje1897
La mer, in Bes gr.t., pour trois voix de femmes et piano1897
3 liederen, [Ontwaken, Weelde, Droomen], voor zangstem met piano1898
Feest marsch, voor piano1898
Hymne du couronnement, marche triomphale du couronnement voor piano1898
Romance, in G gr.t., voor viool (cello) en piano1898
Het liedje van den speelman, in G gr.t., voor zangstem [hoge stem] en piano1899
Cadeau de Noël, pantomime en un acte pour orchestre1899
Maskerade-marsch, voor piano1900
Lenteweelde, in Es gr.t., voor zangstem en piano1900
Waarheen, in a kl.t., voor alt of mezzosopraan met klavier1900
Oud liedeken van minne, in D gr.t., voor mezzosopraan met klavier1900
109Concertstuk, in Bes gr.t., voor klarinet en orkest1900
118cCanzone, in E gr.t., voor viool en strijkorkest of piano1900
Quatre Morceaux de salon, pièces pour piano1901
101Concert, in d kl.t., voor viool en orkest of piano1901
Andante lyrique, voor viool en piano1901
Andante religioso, voor cello en klavier1901
Concertstuk, voor harp, hoorn en orkest1901
Marsch, voor piano1901
Opdracht, lied voor sopraan [en piano]1901
Plechtige marsch, voor harmonieorkest1901
Scherzando Pastorale, voor cello met klein orkest1901
Symphonische Dichtung Das Meer, voor groot orkest1901

Composities en arrangementen

voor harmonie-muziek

50 aHarmonie du Soir, Romance pour Harmonie avec Piston-Solo
bFleurs d'Automne, Impromptu pour Harmonie avec Hautbois-Solo
Hetzelfde werk, voor strijkorkest met idem
cLes Adieux, Andante pour Harmonie
dRêve de Bonheur, Caprice pour Harmonie avec Clarinette-Solo, bewerkt naar op.38 Nr.2
Hetzelfde werk, voor strijkorkest met klarinet solo
Fantaisie sur l'Opéra Carmen, pour Harmonie
Fantaisie sur l'Opéra Lohengrin, pour Harmonie1879
Fantaisie über Schumann'sche Lieder, pour Harmonie
Fantaisie sur des motifs de l'Opéra de Rossini Guillaume Tell, pour grande harmonie
Fantaisie sur des motifs de Lakmé, de Delibes, [pour Harmonie]
Fantaisie sur des motifs de l'Opéra de Gounod Romeo et Juliette, pour grande harmonie
Fantaisie sur des motifs de l'Opéra Hamlet de Ambroise Thomas, pour grande harmonie
Fragments d'Eve par J. Massenet, transcrit pour grande harmonie
Wiegenlied van Johannes Brahms, arr. voor Harmonie
O sieh mich nicht so lächelnd an Lied van W.F.G. Nicolai, arr. voor Harmonie, Saxhorn Solo
Hetzelfde, arr. voor strijkorkest, Trombone-Solo
Le Ciel a visité la Terre Cantique van Gounod, arr. voor Harmonie
Les Rameaux Hymne van Fauré, arr. voor Harmonie
Aria van J.S. Bach, arr. voor Harmonie, Trombone-Solo
Romance van H. Vieuxtemps, arr. voor Harmonie
Variatiën van J. Haydn, arr. voor Harmonie
Cavatine aus Freischütz van Weber, arr. voor Harmonie, Oboe-Solo
Cavatine van Raff, arr. voor Harmonie
Alleluia d'Amour van Fauré, arr. voor Harmonie
62aFeestmarsch voor Harmonie
Hetzelfde voor strijkorkest
Concerto van Max Bruch, arr. voor Harmonie
65Frühlings Träumereien Walzer voor Harmonie
Hetzelfde voor strijkorkest
63Marche Triomphale uit de Suite voor orkest, arr. voor Harmonie
Lentelied van Louise Becht, arr. voor Harmonie
't Vierde, mars voor militaire muziek
Afscheid van 't Vierde, marsch voor militaire muziek
Crescent Cycle-galop, voor harmonieorkest
Feestmarsch, in F gr.t., voor harmoniemuziek, met vrije gebruikmaking van het Io Vivatca. 1890
Le Rossignol, valse - Ariette par Léo Delibes1891
Reclame-marsch, voor harmonie-muziek1897
Kroningsmarsch, in Bes gr.t.1897
Du sublime au ridicule, in F gr.t., marche humoristique, pour musique militaire
Prinsen-marsch, voor militaire muziek
Salut à Paris, marche pour musique militaire
Cléopatre, polka pour piston par E. Demaré
Freia, concert-ouverture voor harmonieorkest (bewerkt door Pieter Jan Molenaar)
Suite, bewerkt door (Adrianus Cornelis van Leeuwen of Simon Petrus van Leeuwen?)

Discografie

  • Drei Klarinettenkonzerte (Grandi concerti per clarinetto), Label: III Millennio / Believe Digital, Jun 17, 2011; Giovanni di Falco (klarinet), Compania di Stat. Orchestra Teleradio Moldava - Dir.: Vincenzo Cammarano met onder anderen: Johann Gottfried Hendrik Mann: Concert voor klarinet en orkest c mineur op. 90
  • Johann Gottfried Hendrik Mann 1858–1904: Clarinet Concerto op. 90 / Violin Concerto / Feest Präludium for orchestra / Troisième Suite - Sebastian Manz, Clarinet; Hyeyoon Park, Violin; Osnabrücker Symphonieorchester - Dir. Hermann Bäumer; Label: cpo 777 620–2[8]
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.