Dhyana

Dhyana (Sanskriet: dhyāna, Pali: jhāna, ‘meditatieve verzinking’, ‘innerlijk schouwen’, ‘contemplatie’) is de achtste stap van het achtvoudige pad van het Boeddhisme, en de zevende stap op het achtvoudige yogapad (ashtanga yoga) uit de Yogasoetra's van Patanjali. Dhyana wordt beschreven in de Pali-canon, waar het een geheel vormt met de juiste inzet (om onheilzame gedachten en strevingen tegen te gaan, en heilzame gedachten en strevingen te bevorderen) en juiste oplettendheid ("mindfulness"), en resulteert in maximale oplettendheid en gelijkmoedigheid.[1][2][3] De latere Theravada-traditie heeft de dhyanas geïnterpreteerd als een vorm van concentratie-meditatie, net zoals Patanjali's Yoga Sutras.

Boeddhisme

Concepten
Geschiedenis
Stromingen
Geschriften
Tempels
Devotie
Per land
Termen
Van A tot Z
Portaal Yoga

Boeddhisme

De jhānas

De Pali-canon beschrijft vier jhānas. De jhānas worden gekenmerkt door het verdwijnen van vittaka en vicara, het discursieve denken dat gepreoccupeerd is met de zintuigelijke indrukken en de daaruit voortkomende verlangens; piti (vreugde) en sukha (niet-zintuigelijk geluk) door het loslaten van onheilzame gedachten en verlangens; eenheid van geest (ekaggata, sampasadana); en optimale aandachtigheid en gelijkmoedigheid.

  1. Eerste jhāna: deze treedt in als de onheilzame gedachten en verlangens zijn stilgelegd, en men zich afzondert van de dagelijkse wereld. Er is piti en sukha door deze afzondering, maar ook nog vitakka en vicara, gedachten die worden opgewekt door zintuiglijke indrukken en verlangens.
  2. Tweede jhāna: vitakka en vicara verstillen, en de geest wordt aandachtig en gelijkmatig, hetgeen ook leidt tot piti en sukha.
  3. Derde jhāna: men is alert en gelijkmoedig, en 'ervaart geluk met het lichaam'.
  4. Vierde jhāna: gelijkmoedigheid en aandachtigheid zijn optimaal, en er is 'pijn-noch-plezier'.

Daarnaast worden er vier andere meditatie-staten beschreven, die in de latere traditie ook als jhana worden aangemerkt:

  1. de basis van onbegrensde ruimte wordt bereikt door na het bereiken van de vierde jhāna het concept van onbegrensde ruimte als meditatie-object te nemen.
  2. de basis van onbegrensd bewustzijn wordt bereikt door na het bereiken van de basis van onbegrensde ruimte het concept van onbegrensd bewustzijn als meditatie-object te nemen.
  3. de basis van nietsheid wordt bereikt door na het bereiken van de basis van onbegrensd bewustzijn het concept van 'niets' als meditatie-object te nemen.
  4. de basis van noch-perceptie-noch-geen-perceptie wordt bereikt door na het bereiken van de basis van nietsheid het concept van 'noch-perceptie-noch-geen-perceptie' als meditatie-object te nemen.

De eerste vier jhānas zijn de fijn-materiële jhānas. De laatste vier jhānas zijn de immateriële jhānas. Deze immateriële jhānas worden in het boeddhisme als minder noodzakelijk voor de verdere mentale groei gezien. De vierde jhāna wordt gezien als de optimale jhāna voor de verdere mentale cultivatie.

Het bereiken van de jhānas

In de Pali Canon vormen de jhanas een geheel met de juiste inzet en de juiste aandachtigheid. Voor de training van de geest in het bereiken van de jhānas is het noodzakelijk dat de geest zich eerst bevrijdt van de vijf obstakels (Pali: nivarana) van (1) begeerte, (2) haat, (3) slaperigheid, (4) onrust en zorgen, en (5) twijfel. Vervolgens traint de beoefenaar zich in aandachtigheid, door middel van satipatthana en anapanasati. Door de onthechting die hierdoor ontstaat treedt de eerste jhana haast automatisch in.[1][4]

Jhāna in het Theravadaboeddhisme

In het hedendaagse Theravada-boeddhisme, dat gedomineerd wordt door de "nieuwe Burmese methode," worden de jhanas geïnterpreteerd als een vorm van concentratie-meditatie. In deze opvatting zijn de jhānas niet het uiteindelijke doel van de boeddhistische praktijk, maar wel een zeer belangrijke tussenstap, of middel, naar het uiteindelijke doel van Nirvana. Vittaka en vicāra worden niet geïnterpreteerd als het gewone denken dat gepreoccupeerd is met de zintuigelijke impressies, maar als de initiatie van aandacht (voor het object van meditatie) en voortdurende aandacht (voor het object van meditatie).

Het bereiken van de jhānas leidt tot een grote innerlijke rust en stabiliteit. Tijdens een meditatie waarbij een van de jhānas bereikt wordt, en gedurende een periode nadat deze meditatie beëindigd is, is er een tijdelijke loutering van de geest van de drie vergiften van begeerte, aversie en waan. De jhānas zijn daardoor bevorderlijk voor het maken van voortgang in de praktijk en ontwikkeling van wijsheid of vipassana, wat het Nirvana tot gevolg heeft. Het bereiken van de jhānas wordt beschouwd als een bovenmenselijke prestatie, en kan ook leiden tot een versnelde toegang of hogere kunde in de zes bovennatuurlijke krachten.

Tijdens een jhāna-meditatie verliest men gewoonlijk het besef van tijd, en deze meditaties kunnen daardoor moeiteloos voor een zeer lange periode (uren of dagen) gecontinueerd worden. Men beleeft ook geen lichamelijk ongemak wanneer men in een jhāna verblijft, omdat het contact van de geest met het fysiek lichaam tijdelijk verbroken is. Ook het gehoor is tijdelijk uitgeschakeld. Gedurende een meditatie waarin een van de jhānas behaald wordt, ontstaan er geen gedachten in de geest. Andere mentale factoren als aandacht, concentratie, vreugde en geluk zijn echter in zeer grote mate aanwezig.

Kunde in de jhānas leidt tot een wedergeboorte in een van de zeer hoge hemels.

Zen-boeddhisme

De Chinese en Japanse verbasteringen van het woord dhyāna tot Chan respectievelijk Zen komen van de Chinese en Japanse Mahayana-boeddhistische scholen. Ook al zijn deze termen aan elkaar verwant, hun onderliggende filosofieën en achterliggende praktijken vertonen significante, door de cultuur bepaalde verschillen.

Patanjali's Yoga Sutras

Dhyana is de zevende stap op het achtvoudige yogapad (ashtanga yoga) uit de Yogasoetra's van Patanjali. De andere zeven stappen zijn: yama, niyama, asana, pranayama, pratyahara, dharana en samadhi. Het begrip dhyana wordt meestal vertaald met meditatie of contemplatie. Dhyana maakt deel uit van samyama, een technische term die de drie hoogste stadia van concentratie op het achtvoudige pad onder één noemer samenvat. Het komt overeen met het Pali woord jhāna.

  1. Dhāraṇā is het fixeren van de aandacht van de geest (chitta) op één punt of object.
  2. Dhyāna is de gestage, ononderbroken stroom van de aandacht op dat object.
  3. Samādhi treedt op wanneer het object van dhyāna het subject wordt, waardoor het zelfbewustzijn verdwijnt en men opgaat in het object van meditatie.
  4. Deze drie tezamen vormen samyama, het vermogen om in één vloeiende beweging van de geest van dhāranā over te gaan in dhyāna en samādhi.
  5. Door de verovering van samyama wordt men verlicht met wijsheid.
  6. Samyama kan op verschillende onderwerpen worden gericht.
  7. Dit (dhāraṇā, dhyāna en samādhi) zijn de drie innerlijke (antaranga) onderdelen van het achtvoudige pad.
Patanjali, Yogasoetra's, III.1-7

Terwijl er in het stadium van dharana nog sprake is van een zelfbewust streven om tot concentratie te komen, heeft dit proces in dhyana of meditatie zich gestabiliseerd tot een gestage, spontane flow, waarin het spanningsveld tussen subject en object is overstegen.

Zie ook

  • boeddhistische kosmos voor meer informatie over de relatie tussen de jhānas, wedergeboorte en hemels.
  • Samadhi omvat zowel de jhanas als de meditatiestadia waarin de concentratie minder diep is.
Bronnen die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Yoga Sutras op de Engelstalige Wikisource.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.