Cycnorhamphus

Cycnorhamphus is een monotypisch geslacht van pterosauriërs behorend tot de groep van de Pterodactyloidea, dat tijdens het late Jura voorkwam in het gebied van het huidige Europa. De volgens de huidige opvattingen enige soort in dit geslacht is Cycnorhamphus suevicus. Soms wordt echter ook Gallodactylus canjuersensis als een soort van het geslacht Cycnorhamphus beschouwd.

Een afgietsel van het holotype van Cycnorhamphus suevicus

Naam

In 1855 beschreef en benoemde Friedrich August Quenstedt een fossiel in een plaat leisteen uit het Tithonien (150 miljoen jaar oud) gevonden bij Nusplingen in Württemberg, holotype GPIT "Orig. Quenstedt 1855, Taf. 1", als Pterodactylus suevicus. Het epitheton is Latijn voor Zwaabs, een verwijzing naar de stam die het vondstgebied van oudsher bewoont. Het holotype is een vrijwel volledig skelet.

In 1858 beschreef Johann Andreas Wagner een tweede exemplaar, bestaande uit skeletdelen. Dit is in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan.

In 1870 plaatste Harry Govier Seeley de soort in een eigen geslacht: Cycnorhamphus, "zwanenbek" in het Klassiek Grieks, een verwijzing naar de vorm van de snuit.

In 1878 beschreef Oskar Fraas een derde exemplaar als Pterodactylus suevicus. Seeley vond in 1891 dat er voldoende aanleiding was om dit exemplaar als een andere soort te beschouwen en noemde die Cycnorhamphus fraasii.

In 1907 meende Felix Plieninger dat Cycnorhamphus suevicus niet voldoende afwijkend was om plaatsing in een ander geslacht dan Pterodactylus te rechtvaardigen en dat C. fraasii dezelfde soort was als Pterodactylus longicollum. Lange tijd bleef dit de gangbare interpretatie.

In 1974 echter beschreef en benoemde Jacques Fabre een fossiel uit Frankrijk als Gallodactylus canjuersensis. Pterodactylus suevicus en P. longicollum behoorden volgens hem tot hetzelfde geslacht, en hij publiceerde daarvoor de namen Gallodactylus suevicus en G. longicollum. De oudere geslachtsnaam Cycnorhamphus zou volgens hem geen prioriteit hebben omdat de naam wegens beschrijvingsfouten van Seeley een nomen dubium zou zijn. In 1978 nam Peter Wellnhofer dit standpunt in wezen over, hoewel hij de soort met het epitheton longicollum weer in het geslacht Pterodactylus plaatste.

In 1996 wees Christopher Bennett erop dat beschrijvingsfouten geen reden zijn een naam als een nomen dubium te beschouwen en dat Cycnorhamphus ook geen echt nomen oblitum was en dus de geldige naam. De Franse vondst, indien niet conspecifiek met Cycnorhamphus suevicus — volgens Bennett een zeer reële mogelijkheid — werd daarmee Cycnorhamphus canjuersensis.

De afgelopen jaren echter maken velen, onder wie Alexander Kellner, op praktische gronden weer een onderscheid tussen Cycnorhamphus en Gallodactylus. De keuze twee soorten wel of niet tot eenzelfde geslacht te rekenen is immers altijd arbitrair en draagt nooit een dwingend karakter. De gangbare namen voor de hierboven genoemde soorten zijn dus Cycnorhamphus suevicus, Cycnorhamphus canjuerensis met als alternatief Gallodactylus canjuersensis en Pterodactylus longicollum, waarbij Cycnorhamphus suevicus en Gallodactylus canjuersensis indien ze op geslachtsniveau onderscheiden worden elk een monotypisch geslacht vormen.

Beschrijving

Een weergave van het skelet door Seeley

De schedel van Cycnorhamphus is 152 millimeter lang en steekt naar achteren ietwat spits uit, hoewel de omtrek afgerond blijft. Meestal noemt men het achtereinde een kam. De kaken zijn langgerekt; alleen de uiteinden dragen op een vijfde van de kaaklengte lange scherpe tanden, die misschien een grijporgaan vormden om in de modder te wroeten, op zoek naar wormen. De spanwijdte van het holotype is ongeveer 135 centimeter, maar dit betreft wel een nog onvolgroeid exemplaar.

Taxonomie

Cycnorhamphus wordt soms in de Gallodactylidae ondergebracht. Het geslacht is in ieder geval nauw verwant aan Gallodactylus. Binnen de Pterodactyloidea behoort het tot de Ctenochasmatoidea maar de precieze positie is omstreden.

Literatuur

  • Quenstedt, F. A., 1855, Über Pterodactylus suevicus im lithographischen Schiefer Württembergs, Tübingen
  • Wagner, A., 1858, "Neue beitrage zur Kenntnis der urweltlichen Fauna des lithographischen Schiefers. 1. Abt. Saurier", Abhandlungen der Bayerischen Akademie der Wissenschaften, Mathematisch-physik, Ci 8, p. 417-528
  • Seeley, H. G., 1870, The Ornithosauria: an elementary study of the bones of Pterodactyles, Cambridge
  • Fraas, O., 1878, "Über Pterodactylus suevicus, Qu., von Nusplingen", Palaeontographica, 25: 163-174
  • Plieninger, F., 1907, "Die Pterosaurier der Juraformation Schwabens", Palaeontographica, v. 53, p. 209-313
  • Fabre, J. A., 1974, "Un Nouveau Pterodactylidae du gisement de Canjures (Var) Gallodactylus canjuersensis nov. gen. nov. Sp", Annales de Paleontologie, v. 62, n. 1, p. 35-70
  • Bennett, S. C., 1996, "On the Taxonomic status of Cycnorhamphus and Gallodactylus (Pterosauria; Pterodactyloidea)", Journal of Paleontology, v. 70, n. 2, p. 335-338
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.