Conus (geslacht)
Conus is een geslacht van slakken, dat fossiel bekend is vanaf het Laat-Krijt. Ze komen in alle warmere wateren van de wereld voor. In elk gebied komen echter welbepaalde soorten voor. Het geslacht telt in totaal meer dan 600 soorten en ondersoorten. Ze zijn alle giftig, maar de giftigheidsgraad verschilt van soort tot soort. Ze bezitten een harpoenachtige stekel, waarmee ze hun prooi kunnen steken en verlammen. Ook de mens kan aan dit soort steken ten prooi vallen: sommige soorten (voornamelijk de volwassen exemplaren) bezitten een zeer krachtig gif, conotoxine. In de meeste gevallen is een steek vergelijkbaar met een bijensteek, maar er zijn ook enkele dodelijke slachtoffers bekend.
Conus | ||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | ||||||||||||||||
Conus geographicus | ||||||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Geslacht | ||||||||||||||||
Conus Linnaeus, 1758 | ||||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | ||||||||||||||||
Conus op ![]() | ||||||||||||||||
|
De schelp van de slakken bezit een typische kegelvorm. Hieraan is ook de naam van dit geslacht ontleend: conus is Latijn voor kegel. De kleur van de schelp varieert tussen de soorten. Meestal komen bonte patronen voor, zoals bij de soorten Conus marmoreus en Conus textile.
Soorten uit dit geslacht staan ook bekend als kegelslakken. Deze naam wordt echter ook weleens gebruikt voor soorten uit de families Ovulidae en Volutidae.
Kenmerken
Deze kegelslak heeft een merendeels gladde, conische schelp, waarvan de bovenwand eensklaps is omgebogen tot een smalle verhoging. De lage en getrapte spira (alle windingen behalve de laatste winding bij een gespiraliseerde schelp) bezit een in het oog springende centrale apex. De met de binnenrand parallel lopende, scherpe mondrand vormt over de gehele hoogte van de omvang een rechte, spleetvormige mondopening. De lengte van de schelp bedraagt ongeveer 6 cm.
De kegelslakken van het geslacht Conus hebben een grotendeels conische behuizing met een gladde centrale spindel (columella) en een langwerpige, smalle, rechte, tandenloze mond. Bovenaan deze kegel, waaruit de sipho steekt, bevindt zich het hoofd van de slak. Aan het achterste, brede uiteinde van de behuizing steken de schroefdraden van de schroefdraad uit zodat ze een ongeveer afgevlakte tweede kegel vormen. Het gehoornde operculum is klein.De soort van het Conus-geslacht varieert sterk in grootte, kleur en patroon. De grootste soort bereikt een lichaamslengte van 23 cm. Omdat er binnen veel Conus-soorten grote variabiliteit is, zijn er veel synoniemen beschreven. In 2009 waren er 3200 verschillende soortennamen van dit geslacht, met ongeveer 16 nieuwe soorten die jaarlijks worden beschreven. Meer dan 600 soorten worden erkend.
Leefwijze
Dit carnivore, mariene geslacht bewoont wateren met uiteenlopende diepten op zand-, silt- of rotsbodems. Hun voedsel bestaat uit wormen, mollusken en vissen, die ze doden met hun giftige stekel.
Voeding
Alle Conus-soorten, zoals de andere kegelslakken en andere Conoidea, leven roofzuchtig en doden hun prooi met gif, dat wordt geïnjecteerd door middel van harpoenvormige radulatanden. Prooi in de buurt wordt chemisch waargenomen door het osphradium, dat bijzonder verfijnd is bij kegelslakken. In tegenstelling tot levende prooien veroorzaakte aas geen zoekreacties in de onderzochte conische slakken. Een giftand wordt slechts één keer gebruikt. Na een mislukte aanval wordt het afgestoten, anders opgeslokt door de prooi. Net als andere conoidea-slakken, voeden de meeste Conus-soorten zich met borstelwormen, waaronder Conus ebraeus, anderen van eikelwormen, zoals Conus quercinus. In het geslacht Conus zijn er echter ook een aantal soorten die zich specialiseren in weekdieren of vissen als prooi. Deze soorten hebben bijzonder snelwerkende gifstoffen zodat de prooi niet meer weg kan bewegen. De visetende soorten omvatten Conus striatus, Conus catus, Conus purpurascens, Conus tulipa, Conus magus en Conus geographus evenals de enige soort van de Atlantische Conus ermineus en de slaketende Conus marmoreus en Conus-textile. Volwassen kegelslakken zijn meestal relatieve voedselspecialisten, maar het bereik van prooien kan in de loop van het leven veranderen. Bij Conus magus is waargenomen dat jonge dieren die nog te klein zijn om op vissen te jagen kleine polychaeten eten, terwijl de prooi bij volwassenen bestaat uit vis. De vorm van de harpoenen verandert in de loop van het leven. Als de tanden van de juvenielen nog steeds lijken op die van de vermivore kegelslakken, zijn ze aangepast aan het jagen op vissen op volwassen leeftijd. Piscivore conische slakken verschillen ook van de vermivoren, doordat de relatief grote prooi voorverteerd wordt in de voorste darm, omdat ze alleen dan de achterste darmsecties kunnen bereiken die zich in de slakkenhuis bevinden.
Vijanden
Eieren en larven vallen ten prooi aan vissen, verdere mogelijke vijanden voor jonge dieren zijn zeesterren en slangsterren. Volwassen kegelslakken hebben weinig vijanden. Ze verdedigen zich tegen hen met behulp van hun giftige harpoenen, inclusief mensen. Vanwege gebroken slakkenhuizen wordt vermoed dat sommige vissoorten zoals papegaaivissen en murenen de slakken achtervolgen. Zeesterren aten bij wijze van uitzondering kegelslakken in het laboratorium, terwijl tritone slakken van het geslacht Cymatium herhaaldelijk kegelslakken vingen.
Ontwikkelingscyclus
Kegelslakken zijn afzonderlijke geslachten. Het mannetje heeft een uitschuifbare penis. Het vrouwtje heeft een klier op de voet, waarmee de eicaps worden gevormd. De eieren bereiken de opening van deze klier via de voet. De eicaps zijn bevestigd aan een vast oppervlak. Afhankelijk van de soort en het individu werden 40 tot 11.400 eieren geteld in één eicapsule. De meerderheid van de eieren ontwikkelt zich tot larven en er zijn geen voedende eieren. In de eicapsule wordt het trochophorastadium na 2-6 dagen bereikt, het Veliger-stadium na 6-10 dagen. De Veliger-larven komen na ongeveer 2 weken uit. Ze overleven niet langer dan 9 dagen in een laboratorium. Met Conus pennaceus vindt metamorfose plaats op de eerste dag na het uitkomen. De radula van de opkomende jonge slakken verschilt nog steeds van die van volwassen slakken.
Verspreiding
Het geslacht Conus is vertegenwoordigd in de tropische en subtropische zeeën. Het geslacht heeft de grootste biodiversiteit in de westelijke Indo-Pacific. Er zijn slechts enkele soorten in gematigde breedtegraden, zoals aan de kust van Zuid-Afrika, in de Middellandse Zee (mediterrane kegel) en aan de kust van Zuid-Californië (Conus californicus). Het is niet vertegenwoordigd in Midden-Europa. De Conus-soorten koloniseren verschillende habitats van het kustgebied tot diepere zones, op zand, rotsen of koraalriffen.
Soorten
Het geslacht kent de volgende soorten:[1]
- Conus abbas Hwass in Bruguière, 1792
- Conus abbreviatus Reeve, 1843
- Conus achatinus Gmelin, 1791
- Conus aculeiformis Reeve, 1844
- Conus acutangulus Lamarck, 1810
- Conus adamsonii Broderip, 1836
- Conus aemulus Reeve, 1844
- Conus africanus Kiener, 1845
- Conus alabaster Reeve, 1849
- Conus alainallaryi Bozzetti & Monnier, 2009
- Conus albuquerquei Trovão, 1978
- Conus alconnelli da Motta, 1986
- Conus algoensis G.B. Sowerby I, 1834
- Conus alisi Moolenbeek, 1995
- Conus allaryi Bozzetti, 2008
- Conus amadis Gmelin, 1791
- Conus ambiguus Reeve, 1844
- Conus ammiralis Linnaeus, 1758
- Conus amphiurgus Dall, 1889
- Conus anabathrum Crosse, 1865
- Conus anabelae Rolán & Röckel, 2001
- Conus anaglypticus Crosse, 1865
- Conus andamanensis E.A. Smith, 1879
- Conus andremenezi Olivera & Biggs, 2010
- Conus anemone Lamarck, 1810
- Conus angasi Tryon, 1884
- Conus angioiorum Röckel & Moolenbeek, 1992
- Conus anthonyi (Petuch, 1975)
- Conus antoniomonteiroi Rolán, 1990
- Conus aphrodite Petuch, 1979
- Conus aplustre Reeve, 1843
- Conus araneosus sensu Lightfoot, 1786
- Conus arangoi Sarasúa, 1977
- Conus archon Broderip, 1833
- Conus arcuatus Broderip & G.B. Sowerby I, 1829
- Conus ardisiaceus Kiener, 1845
- Conus arenatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus aristophanes G.B. Sowerby II, 1857
- Conus armadillo Shikama, 1971
- Conus armiger Crosse, 1858
- Conus articulatus G.B. Sowerby II, 1873
- Conus artoptus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus asiaticus da Motta, 1985
- Conus ateralbus Kiener, 1845
- Conus athenae Filmer, 2011
- Conus atlanticoselvagem Afonso & Tenorio, 2004
- Conus attenuatus Reeve, 1844
- Conus augur Lightfoot, 1786
- Conus aulicus Linnaeus, 1758
- Conus aurantius Hwass in Bruguière, 1792
- Conus auratinus da Motta, 1982
- Conus aureus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus auricomus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus aurisiacus Linnaeus, 1758
- Conus australis Holten, 1802
- Conus austroviola Röckel & Korn, 1992
- Conus axelrodi Walls, 1978
- Conus babaensis Rolán & Röckel, 2001
- Conus baccatus G.B. Sowerby III, 1877
- Conus baeri Röckel & Korn, 1992
- Conus baileyi Röckel & da Motta, 1979
- Conus bairstowi G.B. Sowerby III, 1889
- Conus bajanensis Nowell-Usticke, 1968
- Conus balteatus G.B. Sowerby II, 1833
- Conus bandanus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus barbieri G. Raybaudi Massilia, 1995
- Conus barthelemyi Bernardi, 1861
- Conus bartschi G.D. Hanna & Strong, 1949
- Conus bayani Jousseaume, 1872
- Conus bayeri Petuch, 1987
- Conus beatrix Tenorio, 2007
- Conus belairensis Pin & Leung Tack in Pin, 1989
- Conus bellocqae van Rossum, 1996
- Conus bellulus Rolán, 1990
- Conus bengalensis (Okutani, 1968)
- Conus berdulinus Veillard, 1972
- Conus bessei Petuch, 1992
- Conus betulinus Linnaeus, 1758
- Conus biancae Bozzetti, 2010
- Conus biliosus (Röding, 1798)
- Conus biraghii (G. Raybaudi, 1992)
- Conus blanfordianus Crosse, 1867
- Conus boavistensis Rolán & Fernandes, 1990
- Conus bocagei Trovão, 1978
- Conus boeticus Reeve, 1844
- Conus boholensis Petuch, 1979
- Conus bondarevi Röckel & G. Raybaudi Massilia, 1992
- Conus borgesi Trovão, 1979
- Conus borneensis A. Adams & Reeve, 1848
- Conus boschorum Moolenbeek & Coomans, 1993
- Conus bozzettii Lauer, 1991
- Conus branhamae Clench, 1953
- Conus brianhayesi Korn, 2001
- Conus broderipii Reeve, 1844
- Conus bruguieri Kiener, 1848
- Conus brunneofilaris Petuch, 1990
- Conus brunneus Wood, 1828
- Conus bruuni Powell, 1958
- Conus bulbus Reeve, 1843
- Conus bullatus Linnaeus, 1758
- Conus burryae Clench, 1942
- Conus buxeus (Röding, 1798)
- Conus byssinus (Röding, 1798)
- Conus cacao Ferrario, 1983
- Conus caillaudii Kiener, 1845
- Conus cakobaui Moolenbeek, 2008
- Conus cancellatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus canonicus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus capitanellus Fulton, 1938
- Conus capitaneus Linnaeus, 1758
- Conus capreolus Röckel, 1985
- Conus caracteristicus Fischer von Waldheim, 1807
- Conus cardinalis Hwass in Bruguière, 1792
- Conus carnalis G.B. Sowerby III, 1879
- Conus catus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus cedonulli Linnaeus, 1767
- Conus centurio Born, 1778
- Conus cepasi Trovão, 1975
- Conus ceruttii Cargile, 1997
- Conus cervus Lamarck, 1822
- Conus chaldaeus (Röding, 1798)
- Conus chiangi (Azuma, 1972)
- Conus chiapponorum Lorenz, 2004
- Conus chytreus Tryon, 1884
- Conus ciderryi da Motta, 1985
- Conus cinereus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus cingulatus Lamarck, 1810
- Conus circumactus Iredale, 1929
- Conus circumcisus Born, 1778
- Conus clarus E. A. Smith, 1881
- Conus classiarius Hwass in Bruguière, 1792
- Conus claudiae Tenorio & Afonso, 2004
- Conus clerii Reeve, 1844
- Conus cloveri Walls, 1978
- Conus cocceus Reeve, 1844
- Conus coccineus Gmelin, 1791
- Conus coelinae Crosse, 1858
- Conus coffeae Gmelin, 1791
- Conus collisus Reeve, 1849
- Conus colmani Röckel & Korn, 1990
- Conus comatosa Pilsbry, 904
- Conus consors G.B. Sowerby I, 1833
- Conus corallinus Kiener, 1845
- Conus coriolisi Röckel, 1995
- Conus coronatus Gmelin, 1791
- Conus crioulus Tenorio & Afonso, 2004
- Conus crocatus Lamarck, 1810
- Conus crotchii Reeve, 1849
- Conus cumingii Reeve, 1848
- Conus cuna Petuch, 1998
- Conus cuneolus Reeve, 1843
- Conus curassaviensis Hwass in Bruguière, 1792
- Conus curralensis Rolán, 1986
- Conus cuvieri Crosse, 1858
- Conus cyanostoma A. Adams, 1855
- Conus cylindraceus Broderip & G.B. Sowerby I, 1830
- Conus dalli Stearns, 1873
- Conus damasoi Cossignani, 2007
- Conus damottai Trovão, 1979
- Conus dampierensis Coomans & Filmer, 1985
- Conus danilai Röckel & Korn, 1990
- Conus daphne Boivin, 1864
- Conus darkini Röckel, 1993
- Conus daucus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus dayriti Röckel & da Motta, 1983
- Conus decoratus Röckel, 1980
- Conus delanoyae Trovão, 1979
- Conus delessertii Récluz, 1843
- Conus denizi (Afonso & Tenorio, 2011)
- Conus derrubado Rolán & Fernandes, 1990
- Conus desidiosus A. Adams, 1853
- Conus deynzerorum Petuch, 1995
- Conus diadema G.B. Sowerby I, 1834
- Conus dictator Melvill, 1898
- Conus dieteri Moolenbeek, 2008
- Conus diminutus Trovão & Rolán, 1986
- Conus dispar G.B. Sowerby I, 1833
- Conus distans Hwass in Bruguière, 1792
- Conus dondani Kosuge, 1981
- Conus dorotheae Monnier & Limpalaër, 2010
- Conus dorreensis Péron, 1807
- Conus duffyi Petuch, 1992
- Conus dusaveli (H. Adams, 1872)
- Conus ebraeus Linnaeus, 1758
- Conus eburneus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus echinophilus (Petuch, 1975)
- Conus eldredi Morrison, 1955
- Conus elegans G.B. Sowerby III, 1895
- Conus elokismenos Kilburn, 1975
- Conus emaciatus Reeve, 1849
- Conus emarginatus Reeve, 1844
- Conus emersoni G.D. Hanna, 1963
- Conus empressae Lorenz, 2001
- Conus encaustus Kiener, 1845
- Conus episcopatus Da Motta, 1982
- Conus ermineus Born, 1778
- Conus erythraeensis Reeve, 1843
- Conus escondidai Poppe & Tagaro, 2005
- Conus estivali Moolenbeek & Richard, 1995
- Conus eucoronatus G.B. Sowerby III, 1903
- Conus eugrammatus Bartsch & Rehder, 1943
- Conus eversoni Petuch, 1987
- Conus evorai Monteiro, 1995
- Conus excelsus G.B. Sowerby III, 1908
- Conus exiguus Lamarck, 1810
- Conus eximius Reeve, 1849
- Conus explorator Vink, 1990
- Conus fantasmalis Rolán, 1990
- Conus felitae Rolán, 1990
- Conus fergusoni G.B. Sowerby II, 1873
- Conus fernandesi Tenorio, 2008
- Conus ferrugineus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus figulinus Linnaeus, 1758
- Conus fijiensis Moolenbeek, 2008
- Conus fijisulcatus Moolenbeek, 2008
- Conus filmeri Rolán & Röckel, 2000
- Conus fischoederi Röckel & da Motta, 1983
- Conus flammeacolor Petuch, 1992
- Conus flavescens G.B. Sowerby I, 1834
- Conus flavidus Lamarck, 1810
- Conus flavus Röckel, 1985
- Conus flavusalbus Rolán & Röckel, 2000
- Conus floccatus G.B. Sowerby I, 1841
- Conus floridulus A. Adams & Reeve, 1848
- Conus fontonae Rolán & Trovão, 1990
- Conus fragilissimus Petuch, 1979
- Conus franciscoi Rolán & Röckel, 2000
- Conus frausseni Tenorio & Poppe, 2004
- Conus frigidus Reeve, 1848
- Conus fulmen Reeve, 1843
- Conus fumigatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus furvus Reeve, 1843
- Conus fuscoflavus Röckel, 1980
- Conus fuscolineatus G.B. Sowerby III, 1905
- Conus gabelishi da Motta & Ninomiya, 1982
- Conus gabrielae Rolán & Röckel, 2000
- Conus garciai da Motta, 1982
- Conus garywilsoni Lorenz & Morrison, 2004
- Conus gauguini Richard & Salvat, 1973
- Conus generalis Linnaeus, 1767
- Conus genuanus Linnaeus, 1758
- Conus geographus Linnaeus, 1758
- Conus gigasulcatus Moolenbeek, 2008
- Conus gladiator Broderip, 1833
- Conus glans Hwass in Bruguière, 1792
- Conus glaucus Linnaeus, 1758
- Conus glenni Petuch, 1993
- Conus glicksteini Petuch, 1987
- Conus gloriakiiensis Kuroda & Itô, 1961
- Conus gloriamaris Chemnitz, 1777
- Conus glorioceanus Poppe & Tagaro, 2009
- Conus gondwanensis Röckel & Moolenbeek, 1995
- Conus gordyi Röckel & Bondarev, 2000
- Conus gradatulus Weinkauff, 1875
- Conus grahami Röckel, 1980
- Conus grangeri G.B. Sowerby III, 1900
- Conus granulatus Linnaeus, 1758
- Conus granum Röckel & Fischöder, 1985
- Conus grohi Tenorio & Poppe, 2004
- Conus guanche Lauer, 1993
- Conus gubernator Hwass in Bruguière, 1792
- Conus guidopoppei Raybaudi Massilia, 2005
- Conus guinaicus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus guyanensis Van Mol, 1973
- Conus habui Lan, 2002
- Conus hamamotoi Yoshiba & Koyama, 1984
- Conus hamanni Fainzilber & Mienis, 1986
- Conus harlandi Petuch, 1987
- Conus havanensis Aguayo & Farfante, 1947
- Conus helgae Blöcher, 1992
- Conus henckesi Coltro, 2004
- Conus hennequini Petuch, 1993
- Conus hieroglyphus Duclos, 1833
- Conus hirasei (Kuroda, 1956)
- Conus hivanus Moolenbeek, 2008
- Conus honkeri Petuch, 1988
- Conus hopwoodi Tomlin, 1937
- Conus howelli Iredale, 1929
- Conus hyaena Hwass in Bruguière, 1792
- Conus hybridus Kiener, 1845
- Conus iansa Petuch, 1979
- Conus ichinoseanus (Kuroda, 1956)
- Conus iheringi Frenguelli, 1946
- Conus ikedai Ninomiya, 1987
- Conus immelmani Korn, 1998
- Conus imperialis Linnaeus, 1758
- Conus inconstans E.A. Smith, 1877
- Conus infinitus Rolán, 1990
- Conus infrenatus Reeve, 1848
- Conus inscriptus Reeve, 1845
- Conus insculptus Kiener, 1845
- Conus iodostoma Reeve, 1843
- Conus ione Fulton, 1938
- Conus irregularis G.B. Sowerby II, 1858
- Conus isabelarum Tenorio & Afonso, 2004
- Conus jacarusoi Petuch, 1998
- Conus janus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus jaspideus Gmelin, 1791
- Conus jeanmartini G. Raybaudi Massilia, 1992
- Conus jickelii Weinkauff, 1873
- Conus joliveti Moolenbeek, 2008
- Conus josephinae Rolán, 1980
- Conus jourdani da Motta, 1984
- Conus jucundus G.B. Sowerby III, 1887
- Conus judaeus Bergh, 1895
- Conus julieandreae Cargile, 1995
- Conus julii Lienard, 1870
- Conus kalafuti da Motta, 1987
- Conus kanakinus Richard, 1983
- Conus kawamurai Habe, 1962
- Conus kersteni Tenorio, 2008
- Conus kerstitchi Walls, 1978
- Conus kevani Petuch, 1987
- Conus kiicumulus (Azuma, 1982)
- Conus kinoshitai (Kuroda, 1956)
- Conus kintoki Habe & Kosuge, 1970
- Conus klemae (Cotton, 1953)
- Conus kohni McLean & Nybakken, 1979
- Conus korni G. Raybaudi Massilia, 1993
- Conus kremerorum Petuch, 1988
- Conus kuiperi Moolenbeek, 2006
- Conus kulkulcan Petuch, 1980
- Conus kuroharai (Habe, 1965)
- Conus lamberti Souverbie, 1877
- Conus lani Crandall, 1979
- Conus laterculatus G.B. Sowerby II, 1870
- Conus leekremeri Petuch, 1987
- Conus legatus Lamarck, 1810
- Conus lemniscatus Reeve, 1849
- Conus lenavati da Motta & Röckel, 1982
- Conus lenhilli Cargile, 1998
- Conus lentiginosus Reeve, 1844
- Conus leobottonii Lorenz, 2006
- Conus leobrerai da Motta & Martin, 1982
- Conus leopardus (Röding, 1798)
- Conus lienardi Bernardi & Crosse, 1861
- Conus lightbourni Petuch, 1986
- Conus limpusi Röckel & Korn, 1990
- Conus lindae Petuch, 1987
- Conus lischkeanus Weinkauff, 1875
- Conus litoglyphus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus litteratus Linnaeus, 1758
- Conus lividus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus lizardensis Crosse, 1865
- Conus lizarum (G. Raybaudi Massilia & da Motta, 1992)
- Conus locumtenens Blumenbach, 1791
- Conus lohri Kilburn, 1972
- Conus longurionis Kiener, 1850
- Conus loyaltiensis Röckel & Moolenbeek, 1995
- Conus lozeti Richard, 1980
- Conus luciae Moolenbeek, 1986
- Conus lucidus W. Wood, 1828
- Conus lugubris Reeve, 1849
- Conus luquei Rolán & Trovão, 1990
- Conus luteus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus lynceus G.B. Sowerby II, 1858
- Conus madagascariensis G.B. Sowerby II, 1858
- Conus magellanicus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus magnificus Reeve, 1843
- Conus magnottei Petuch, 1987
- Conus magus Linnaeus, 1758
- Conus mahogani Reeve, 1843
- Conus maioensis Trovão, 1990
- Conus malacanus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus mappa Lightfoot, 1786
- Conus marchionatus Hinds, 1843
- Conus marielae Rehder & Wilson, 1975
- Conus marmoreus Linnaeus, 1758
- Conus martensi E.A. Smith, 1884
- Conus mayaguensis Nowell-Usticke, 1968
- Conus mazei Deshayes, 1874
- Conus mcbridei Lorenz, 2005
- Conus mcgintyi Pilsbry, 1955
- Conus medoci Lorenz, 2004
- Conus melissae Tenorio, 2008
- Conus melvilli G.B. Sowerby III, 1879
- Conus memiae (Habe & Kosuge, 1970)
- Conus mercator Linnaeus, 1758
- Conus messiasi Rolán & Fernandes, 1990
- Conus micropunctatus Rolán & Röckel, 2000
- Conus miles Linnaeus, 1758
- Conus milesi E.A. Smith, 1887
- Conus miliaris Hwass in Bruguière, 1792
- Conus milneedwardsi Jousseaume, 1894
- Conus mindanus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus miniexcelsus Olivera & Biggs, 2010
- Conus minnamurra (Garrard, 1961)
- Conus miruchae Röckel, 1980
- Conus mitraeformis Wood, 1828
- Conus mitratus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus moluccensis Küster, 1838
- Conus monile Hwass in Bruguière, 1792
- Conus monilifer Broderip, 1833
- Conus mordeirae Rolán & Trovão, 1990
- Conus moreleti Crosse, 1858
- Conus mozambicus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus mucronatus Reeve, 1843
- Conus muriculatus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus mus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus musicus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus mustelinus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus namocanus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus nanus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus naranjus Trovão, 1975
- Conus natalis G.B. Sowerby II, 1858
- Conus navarroi Rolán, 1986
- Conus neoguttatus da Motta, 1991
- Conus neptunus Reeve, 1843
- Conus nielsenae Marsh, 1962
- Conus nigromaculatus Röckel & Moolenbeek, 1992
- Conus nimbosus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus nobilis Linnaeus, 1758
- Conus nobrei Trovão, 1975
- Conus nocturnus sensu Lightfoot, 1786
- Conus nodulosus G.B. Sowerby II, 1864
- Conus nucleus Reeve, 1848
- Conus nussatella Linnaeus, 1758
- Conus nux Broderip, 1833
- Conus obscurus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus ochroleucus Gmelin, 1791
- Conus oishii (Shikama, 1977)
- Conus olgae Bacallado, 2007
- Conus olgiatii Bozzetti, 2007
- Conus omaria Hwass in Bruguière, 1792
- Conus orbignyi Audouin, 1831
- Conus orion Broderip, 1833
- Conus ortneri Petuch, 1998
- Conus otohimeae Kuroda & Itô, 1961
- Conus pacei Petuch, 1987
- Conus pacificus Moolenbeek & Röckel, 1996
- Conus pagodus Kiener, 1845
- Conus papilliferus G.B. Sowerby I, 1834
- Conus papuensis Coomans & Moolenbeek, 1982
- Conus parascalaris Petuch, 1987
- Conus parius Reeve, 1844
- Conus parvatus Walls, 1979
- Conus patae Abbott, 1971
- Conus patricius Hinds, 1843
- Conus paulae Petuch, 1988
- Conus pauperculus G.B. Sowerby II, 1834
- Conus peli Moolenbeek, 1996
- Conus penchaszadehi Petuch, 1986
- Conus pennaceus Born, 1778
- Conus pepeiu Moolenbeek, 2008
- Conus pergrandis (Iredale, 1937)
- Conus perplexus G.B. Sowerby II, 1857
- Conus pertusus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus philippii Kiener, 1845
- Conus pica A. Adams & Reeve, 1848
- Conus pictus Reeve, 1843
- Conus pineaui Pin & Leung Tack, 1989
- Conus planorbis Born, 1778
- Conus platensis Frenguelli, 1946
- Conus plinthis Richard & Moolenbeek, 1988
- Conus polongimarumai Kosuge, 1980
- Conus poormani Berry, 1968
- Conus portobeloensis Petuch, 1990
- Conus poulosi Petuch, 1993
- Conus praecellens A. Adams, 1855
- Conus pretiosus G. Nevill & H. Nevill, 1874
- Conus primus Röckel & Korn, 1990
- Conus princeps Linnaeus, 1758
- Conus profundorum (Kuroda, 1956)
- Conus proximus G.B. Sowerby II, 1860
- Conus pseudaurantius Vink & Cosel, 1985
- Conus pseudimperialis Moolenbeek, 2008
- Conus pseudocuneolus Röckel, 1980
- Conus pseudokimioi da Motta & Martin, 1982
- Conus pseudonivifer Monteiro, 2004
- Conus pseudorbignyi Röckel & Lan, 1981
- Conus pulcher [Lightfoot], 1786
- Conus pulicarius Hwass in Bruguière, 1792
- Conus puncticulatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus purissimus Filmer, 2011
- Conus purpurascens G.B. Sowerby I, 1833
- Conus pusio Hwass in Bruguière, 1792
- Conus quercinus Lightfoot, 1786
- Conus quiquandoni Lorenz & Barbier, 2008
- Conus rachelae Petuch, 1988
- Conus radiatus Gmelin, 1791
- Conus rainesae McGinty, 1953
- Conus ranonganus da Motta, 1978
- Conus rattus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus raulsilvai Rolán, 1998
- Conus rawaiensis da Motta, 1978
- Conus recluzianus Bernardi, 1853
- Conus regius Gmelin, 1791
- Conus regonae Rolán & Trovão, 1990
- Conus regularis G.B. Sowerby I, 1833
- Conus retifer Menke, 1829
- Conus richardbinghami Petuch, 1993
- Conus richeri Richard & Moolenbeek, 1988
- Conus ritae Petuch, 1995
- Conus rizali Olivera & Biggs, 2010
- Conus roberti Richard, 2009
- Conus roeckeli Rolán, 1980
- Conus rolani Röckel, 1986
- Conus rosalindensis Petuch, 1998
- Conus rosemaryae Petuch, 1990
- Conus roseorapum G. Raybaudi & da Motta, 1990
- Conus rufimaculosus Macpherson, 1959
- Conus rutilus Menke, 1843
- Conus saecularis Melvill, 1898
- Conus sagei Korn & G. Raybaudi Massilia, 1993
- Conus sahlbergi da Motta & Harland, 1986
- Conus salreiensis Rolán, 1980
- Conus salzmanni G. Raybaudi-Massilia & Rolán, 1997
- Conus sanderi Wils & Moolenbeek, 1979
- Conus sanguinolentus Quoy & Gaimard, 1834
- Conus saragasae Rolán, 1986
- Conus sauros Garcia, 2006
- Conus sazanka Shikama, 1970
- Conus scalaris Valenciennes, 1832
- Conus scalarissimus da Motta, 1988
- Conus scalptus Reeve, 1843
- Conus scopulicola (Okutani, 1972)
- Conus scopulorum van Mol, 1971
- Conus sculletti Marsh, 1962
- Conus sculpturatus Röckel & da Motta, 1986
- Conus sennottorum Rehder & Abbott, 1951
- Conus serranegrae Rolán, 1990
- Conus sertacinctus Röckel, 1986
- Conus shikamai Coomans, 1985
- Conus sieboldii Reeve, 1848
- Conus simonis Bozzetti, 2010
- Conus smirna Bartsch & Rehder, 1943
- Conus solangeae Bozzetti, 2004
- Conus solomonensis Delsaerdt, 1992
- Conus spectrum Linnaeus, 1758
- Conus sphacelatus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus spirofilis Habe & Kosuge, 1970
- Conus splendidulus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus sponsalis Hwass in Bruguière, 1792
- Conus spurius Gmelin, 1791
- Conus stearnsii Conrad, 1869
- Conus stercusmuscarum Linnaeus, 1758
- Conus stimpsoni Dall, 1902
- Conus stocki Coomans & Moolenbeek, 1990
- Conus stramineus Lamarck, 1810
- Conus striatellus Link, 1807
- Conus striatus Linnaeus, 1758
- Conus striolatus Kiener, 1845
- Conus stupa (Kuroda, 1956)
- Conus stupella (Kuroda, 1956)
- Conus submarginatus G.B. Sowerby II, 1870
- Conus suduirauti Raybaudi Massilia, 2004
- Conus sugimotonis Kuroda, 1928
- Conus sukhadwalai Röckel & da Motta, 1983
- Conus sulcatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus sulcocastaneus Kosuge, 1981
- Conus sumatrensis Hwass in Bruguière, 1792
- Conus sunderlandi Petuch, 1987
- Conus suratensis Hwass in Bruguière, 1792
- Conus sutanorcum Moolenbeek, 2008
- Conus suturatus Reeve, 1844
- Conus swainsoni Estival & Cosel, 1986
- Conus sydneyensis G.B. Sowerby III, 1887
- Conus tabidus Reeve, 1844
- Conus tacomae Boyer & Pelorce, 2009
- Conus taeniatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus taslei Kiener, 1845
- Conus telatus Reeve, 1848
- Conus tenuilineatus Rolán & Röckel, 2001
- Conus tenuistriatus G.B. Sowerby II, 1858
- Conus teodorae Rolán & Fernandes, 1990
- Conus teramachii (Kuroda, 1956)
- Conus terebra Born, 1778
- Conus terryni Tenorio & Poppe, 2004
- Conus tessulatus Born, 1778
- Conus tevesi Trovão, 1978
- Conus textile Linnaeus, 1758
- Conus thalassiarchus G.B. Sowerby I, 1834
- Conus thomae Gmelin, 1791
- Conus tiaratus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus tiki Moolenbeek, 2008
- Conus timorensis Hwass in Bruguière, 1792
- Conus tinianus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus tirardi Röckel & Moolenbeek, 1996
- Conus tisii T.C. Lan, 1978
- Conus tornatus G.B. Sowerby I, 1833
- Conus traillii A. Adams, 1855
- Conus traversianus E.A. Smith, 1875
- Conus trencarti Nolf & Verstraeten, 2008
- Conus tribblei Walls, 1977
- Conus trigonus Reeve, 1848
- Conus trochulus Reeve, 1844
- Conus troendlei Moolenbeek, 2008
- Conus trovaoi Rolán & Röckel, 2000
- Conus tulipa Linnaeus, 1758
- Conus tuticorinensis Röckel & Korn, 1990
- Conus typhon Kilburn, 1975
- Conus unifasciatus Kiener, 1845
- Conus variegatus Kiener, 1845
- Conus varius Linnaeus, 1758
- Conus vaubani Röckel & Moolenbeek, 1995
- Conus vautieri Kiener, 1845
- Conus vayssierei Pallary, 1906
- Conus velaensis Petuch, 1993
- Conus venezuelanus Petuch, 1987
- Conus ventricosus Gmelin, 1791
- Conus venulatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus verdensis Trovão, 1979
- Conus vexillum Gmelin, 1791
- Conus victoriae Reeve, 1843
- Conus vicweei Old, 1973
- Conus villepinii P. Fischer & Bernardi, 1857
- Conus vimineus Reeve, 1849
- Conus viola Cernohorsky, 1977
- Conus violaceus Gmelin, 1791
- Conus virgatus Reeve, 1849
- Conus virgo Linnaeus, 1758
- Conus visagenus Kilburn, 1974
- Conus visseri Delsaerdt, 1990
- Conus vittatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus voluminalis Reeve, 1843
- Conus vulcanus Tenorio & Afonso, 2004
- Conus wakayamaensis (Kuroda, 1956)
- Conus wallacei (Lorenz & Morrison, 2004)
- Conus wallangra (Garrard, 1961)
- Conus wilsi Delsaerdt, 1998
- Conus wittigi Walls, 1977
- Conus worki Petuch, 1998
- Conus xanthicus Dall, 1910
- Conus xicoi Röckel, 1987
- Conus ximenes Gray, 1839
- Conus yemenensis Bondarev, 1997
- Conus zandbergeni Filmer & Moolenbeek, 2010
- Conus zapatosensis Röckel, 1987
- Conus zebra Lamarck, 1810
- Conus zebroides Kiener, 1845
- Conus zeylanicus Gmelin, 1791
- Conus ziczac Mühlfeld, 1816
- Conus zonatus Hwass in Bruguière, 1792
- Conus zylmanae Petuch, 1998
Bronnen, noten en/of referenties
|