Compiler

Een compiler (letterlijk samensteller of opbouwer) is een computerprogramma dat een in een brontaal geschreven programma vertaalt in een semantisch equivalent programma in een doeltaal.

Het vertalen of omzetten wordt compilatie of compileren genoemd. Met compiler wordt voornamelijk een programma bedoeld dat een programma in een hogere programmeertaal vertaalt naar een lagere programmeertaal, meestal assembleertaal of machinecode. De voornaamste reden om broncode te compileren is dan ook het maken van uitvoerbare code.

Als het gecompileerde programma uitgevoerd kan worden op een computer met een andere CPU of een ander besturingssysteem dan de computer waarop de compiler zelf draait, spreekt men van een crosscompiler. Een programma dat een vertaling uitvoert tussen hogere programmeertalen wordt meestal niet compiler genoemd, maar vertaler. Vertaalt een programma van een lagere programmeertaal naar een hogere dan spreekt men van een decompiler.

Formeel is compilatie het vertalen van expressies uit een formele invoertaal naar expressies uit een formele uitvoertaal (of doeltaal).

De compiler controleert ook of de invoer welgevormd is en of er een correcte vertaling gemaakt kan worden, zo niet dan worden er foutmeldingen gegeven. Tegenwoordig werkt men meestal interactief en stopt de compiler doorgaans bij de eerste foutmelding. Bij de klassieke batchverwerking (de programmeur stuurt zijn programma naar het computercentrum en ontvangt de uitvoer uren later of de volgende dag) onderzoekt de compiler het hele programma op fouten.

Structuur

Compilatie gebeurt in verschillende fases, waarvan sommige parallel lopen. De eerste fases zijn verantwoordelijk voor het analyseren van de broncode die gecompileerd wordt. Deze fases worden samen de frontend (voorkant) van de compiler genoemd. De latere fases zijn verantwoordelijk voor het synthetiseren van het resultaat en houden zich bezig met het genereren en optimaliseren van het resultaat van de compilatie. Deze fases vormen samen de backend (achterkant) van de compiler. De frontend levert zijn resultaten af aan de backend in de vorm van een interne representatie en een symbol table.

De frontend van een compiler is specifiek voor een bepaalde programmeertaal. Voor de compilatie van programma's in verschillende programmeertalen zijn verschillende frontends nodig. De backend is (tot op zekere hoogte) onafhankelijk van de programmeertaal, maar is specifiek voor het doel waarvoor gecompileerd wordt. Dit doel kan een bepaalde processor zijn of een virtuele machine. Voor iedere processor of virtuele machine is een andere backend nodig.

Een compiler met een back-end die het programma direct uitvoert in plaats van uitvoerbare code te genereren wordt een interpreter genoemd.

De meeste compilers kennen de volgende fases:

  • Frontend (analyse):
    1. De lexical scan of lexicale analyse (woordontleding), waarin de symbolen van de invoer van voor naar achter bekeken worden en de invoer verdeeld wordt in blokken van symbolen welke op een bepaalde manier geïnterpreteerd worden binnen de invoertaal. In het geval van een programmeertaal als invoertaal valt te denken aan het herkennen van sleutelwoorden, operatoren en variabelen uit een rij van invoertekens.
    2. De parsing of syntactische analyse (zinsontleding, dus met betrekking tot de grammatica), waarin gekeken wordt of de invoer wel in te passen valt in de context-vrije grammatica van de invoertaal. Hieruit blijkt (gedeeltelijk) of er wel een vertaling mogelijk is en zo ja, (gedeeltelijk) hoe deze vertaling opgesteld dient te worden. In het geval van een programmeertaal valt te denken aan een verificatie dat de syntactische regels van de taal wel geëerbiedigd worden.
    3. De attribuutevaluatie of semantische analyse. Dit is de 'betekenis' en slaat vooral op typering, waarin gekeken wordt of de invoer voldoet aan de contextgevoelige regels van de invoertaal. Hier blijkt definitief of een vertaling mogelijk is en hoe deze tot stand dient te worden gebracht. In het geval van een programmeertaal valt te denken aan een controle op de eerbiediging van alle typeregels (type checking genoemd).
    4. Het genereren van een interne representatie van het invoerprogramma.
  • Backend (synthese):
    1. De registerallocatie, waarbij de compiler bepaalt welke data in welke registers opgeslagen wordt.
    2. De codegeneratie, waarin aan de hand van de eerder verzamelde informatie een woord uit de doeltaal wordt gegenereerd. In het geval van een programmeertaal zou bijvoorbeeld machinecode gegenereerd kunnen worden.
    3. Optimalisatie
Een schema van de verschillende fases waaruit compilatie bestaat

De lexical scan

De lexical scan vormt de initiële analyse van de invoer van de compiler. Deze invoer is een rij van karakters uit een alfabet, die wellicht een woord vormt in de zin van een formele taal.

De taak van een lexicale scanner in de compiler is om de invoer onder te verdelen in kleinere onderdelen genaamd tokens en deze tokens in volgorde door te geven aan de parser. Een token is dan een object dat door de parser herkend kan worden als een sleutelwoord binnen de formele taal, dan wel als een naam, en zodanig behandeld kan worden.

Parsen

Tijdens het parsen (ontleden) worden de tokens die het resultaat zijn van de lexicale analyse omgezet in een boomstructuur, een syntaxisboom genoemd. Dit gebeurt volgens regels die gedefinieerd zijn in de context-vrije grammatica van de taal.

Als de parser een serie tokens tegenkomt die aan geen van de regels van de grammatica voldoet is er sprake van een syntax error, een syntaxisfout. In dat geval geeft de compiler een foutmelding.

Het resultaat van het parsen is een concrete syntaxisboom die de structuur van de geparste broncode weergeeft.

Attribuutevaluatie

Attribuutevaluatie is een bewerking die wordt uitgevoerd op de afleidingsboom die het resultaat is van de hierboven beschreven parsing.

De parsing definieert een mogelijke afleiding van een woord uit een formele taal in de zin van de context-vrije grammatica van die taal. Een dergelijke afleiding zegt echter niets over de correctheid van de afleiding met betrekking tot de contextgevoelige eigenschappen van de programmeertaal. Een voorbeeld is een regel dat een variabele gedeclareerd moet zijn voordat deze gebruikt wordt, of dat een bepaalde waarde alleen toegekend kan worden aan een variabele van het juiste type.

De attribuutevaluator van een compiler doorloopt nogmaals de gehele afleiding (soms meer dan één keer) om te bepalen of een afgeleid woord alle contextuele regels van de formele taal eerbiedigt. Een veelgebruikte methode hiervoor is die waarbij de attribuutevaluator deelbomen van de boom beschouwt van wortel naar bladeren en weer terug en daarbij de boom decoreert met invoerinformatie (contextuele beperkingen op deelbomen die van boven uit de boom worden opgelegd – bijvoorbeeld "variabele X heeft hier geen waarde en mag dus niet uitgelezen worden") en uitvoerinformatie (contextuele informatie die bepaalt of een deelboom wel in de bovenliggende boom past – bijvoorbeeld "het type van de uitspraak die gevormd wordt door deze deelboom is A").

Er wordt nog altijd veel werk verricht in de informatica aan attribuutevaluatorgeneratoren. Er zijn wel verschillende systemen die uit een beschrijving een attribuutevaluator kunnen genereren, maar er is nog geen algemene erkende oplosmethode.

Codegeneratie

De codegenerator is de laatste stap van de compilatie. Dit onderdeel beschouwt nog een laatste maal de gedecoreerde afleidingsboom en genereert vertalingen in de doeltaal voor iedere deelboom van de afleidingsboom. Omdat alle deelbomen samen de gehele boom vormen, genereert dit proces de gehele vertaling.

De meest gebruikte methode bij codegeneratoren is dat de codegenerator naast drivercode bestaat uit een bibliotheek aan "standaardvertalingen" van stukken afleidingsboom, waarin gaten voorkomen. Deze gaten worden bij de echte codegeneratie gevuld met contextgevoelige informatie. Te denken valt dan aan de precieze naam van een variabele uit de invoer. Omdat codegeneratie afhankelijk is van contextgevoelige informatie en er voor attribuutevaluatie nog niet één echte oplossing is, is er ook nog niet één algemeen mechanisme voor generatie van codegeneratoren.

Daarnaast kampen onderzoekers naar codegeneratie ook met een ander probleem, namelijk dat er vaak veel meer dan één enkele manier is om een deelboom in een doeltaal te vertalen en niet iedere mogelijke vertaling altijd de beste is. Naar dit soort codeoptimalisatie wordt veel onderzoek gedaan.

Softwareontwikkeling

Compilers worden gebruikt binnen het programmeren. Een tekst in de vorm van broncode in een bepaalde programmeertaal wordt omgezet, meestal naar een vorm waarin het direct door een computer kan worden uitgevoerd. Soms zal het naar een vorm worden omgezet zodanig dat het door een ander programma, een zogenaamde interpreter of runtime module, uitgevoerd kan worden.

Een compiler wordt vanaf 1985 vaak gebruikt als onderdeel van een software-ontwikkelomgeving, zodat het programma direct kan worden getest. Zonder softwareontwikkelomgeving vergt het compileren een aparte handeling van de programmeur.

Een programmeur schrijft de broncode van het programma in een teksteditor (een tekstbewerkingprogramma, meestal speciaal geschikt voor de te gebruiken programmeertaal) en slaat deze op in een bestand. Wanneer de programmeur de compiler gebruikt zal deze de broncode omzetten naar een uitvoerbaar bestand.

De resulterende objectbestanden (verwar object hier niet met objectoriëntatie) moeten doorgaans dan nog gelinkt worden (samengevoegd met bijvoorbeeld opstartcode), waarna het programma klaar is voor uitvoering, de zogenaamde executable. In het geval van een variant die nog een interpreter vereist wordt de linkfase gewoonlijk overgeslagen. Het compilatieproces is hierdoor meestal wat sneller, maar de uitvoering trager. Een voordeel van interpretergebaseerde compilatie kan wel zijn dat de gegenereerde object code portable is naar andere systemen. De interpreter zelf is dan niet portable en handelt platformspecifieke zaken af.

Een compiler kan er niet voor zorgen dat er geen bugs in het programma komen. Met een debugger kunnen dat soort fouten opgespoord worden, maar daarna zal het compilatieproces opnieuw moeten plaatsvinden.

Voorbeelden

Voorbeelden van compilers zijn (in alfabetische, geen chronologische volgorde):

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.